‘DEZE PLEK KIEST HAAR MENSEN’

Over de Alaska Highway door de wildernis van arctisch Canada. © Jo Fransen

Canada viert dit jaar zijn honderdvijftigjarig bestaan. Wij trokken door het ruige noordwesten van dit onmetelijke land. Een roadtrip in het zog van goudzoekers, naar het noorderlicht.

Pas oooop ! Stoooop!” Op de Top of the World Highway, klimmend door dennen- en berkenbossen, ligt het tempo sowieso al laag. Het ene oog op de weg, het andere speurend naar wild in de berm. Hopelijk zien we vandaag weer een beer, of een kudde kariboes, of een vos. Maar de lenige katachtige die plots voor de wagen opduikt, mij een nanoseconde aankijkt en dan in het struikgewas springt, komt volstrekt onverwacht. Gierende remmen, rubber op het asfalt, adrenaline. “Snorharen, oorpluimen, stevige poten”, joelt mijn reisgezel. “Een lynx ! Dat was een lynx !” Jawel, ik reed ternauwernood een bedreigde diersoort overhoop.

Reizen in Yukon, het westelijke poolgebied van Canada, is een avontuurlijke aaneenschakeling van hoogtepunten. Drie dagen geleden begon onze rondreis in Whitehorse, de stad met de beste luchtkwaliteit ter wereld. De hoofdplaats van Yukon Territory, met 25.000 inwoners verre van een metropool, biedt alles wat de reiziger zoekt : een winkelstraat, enkele musea, hotelbars en restaurants. En een autoverhuurbedrijf bij de luchthaven, waar ik een robuuste terreinwagen huur, het kleinste model toegestaan op de veeleisende, veel noordelijker gelegen Dempster Highway. Deze gravelweg naar de poolcirkel staat erom bekend een bandenvreter te zijn.

OP BERENSAFARI

In Whitehorse passeert de Alaska Highway. Amerikaanse militairen bouwden deze snelweg tijdens WOII als bevoorradingsroute naar Alaska, een straf straaltje wegenbouw in de ijzige toendra. Anno 2016 bestaat het zomerverkeer voor de helft uit zwerfwagens, American style. Soms groter dan een lijnbus. Hoe bejaarder de bestuurder, des te gigantischer de RV (Recreational Vehicle). “Vijfennegentig procent van de Amerikanen die door Yukon rushen op weg naar Alaska, beseffen niet eens dat ze door een ander land rijden”, spot gastvrouw Amanda in Discovery Yukon Lodgings. “Ze zijn zelfbedruipend, hebben voor weken proviand aan boord. Waarom zouden ze stoppen ?” Om van de overweldigende natuur te genieten, misschien? Geen parkeerplaats kan ik links laten liggen zonder halt te houden om het landschap te ondergaan, de kleuren te absorberen, de lucht te proeven, naar wild te speuren. En vooral naar beren. Tot we een grizzly zien, in de oude bedding van de Alaska Highway. Ik keer terug en parkeer voorbij het dier in een zijweg. Met draaiende motor wachten we – haast in hinderlaag – op de beer op pad. Uit het struikgewas in de verte komt hij, snel snuffelend. Is dit veilig ? Een halve blik werpt hij op de wagen – niks te bikken ? – en gaat zijn gang. Adembenemend.

“In de wagen : de beste manier om een beer te zien”, bevestigt Amanda als we net voor zonsondergang onze houten chalet bereiken. Oog in oog met het opgezette exemplaar in de lobby besef ik pas wat een enorm beest we net tegen het lijf liepen. “Deze werd hier neergeschoten toen hij de receptie binnendrong”, vertelt de stadsmens die lodge-uitbater-in-het-midden-van-nergens werd. Tien jaar geleden sliep ze hier toevallig een nacht, nu leeft de Britse op de plek waar ze haar hart verloor. Met acht maanden winter nochtans geen evidente keuze. “Yukon kiest zijn mensen”, filosofeert ze.

JAGERSLATIJN

Toegegeven : geen local die ik in Yukon tegen het lijf liep, werd er geboren. Anders dan de gelukzoekers uit de negentiende eeuw, zoekt deze generatie geen goud. Neem nu de eigenaars van het Six Mile River Resort, restaurantuitbaters uit Whitehorse die zich enkele jaren geleden op een uur rijden van de stad afzonderden in het bos. “Als hij een tweede boot op het water ziet, wordt mijn man grumpy“, plaagt Mitch terwijl we bij het vallen van de avond een rimpel in het spiegelgladde meer trekken. “Mijn meer!”, lacht schipper Doug terwijl we klinken met Yukon Gold, lokaal gebrouwen en ijskoud. Hun thuis is een ontmoetingsplek voor passanten en stamgasten, voor reisverhalen en jagerslatijn. De ene jaagt op huiden als weleer, een ander draait eigenhandig duizend kilo worsten, alléén voor familie en vrienden. Allen migranten uit dichterbevolkte Canadese provincies, loven ze de eindeloze ruimte van Yukon, waar je nog een week kan kanovaren zonder een kat te zien. Alleen over het weer valt te klagen, want het regent – atypisch begin september – al enkele dagen. De Indian summer is niet meer wat hij geweest is, sedert Joe Dassin. “Native American Summer“, corrigeert Mitch vrolijk. Maakt ze een grapje ? Politieke correctheid lijkt ook buitenlui in Yukon niet onbekend.

VORSTELIJK GESCHENK

Op een half uur van Six Mile River ontmoet ik meester-houtsnijder Keith Wolfe in zijn atelier in Carcross, al duizenden jaren een nederzetting van Tlingit- en Tagish-indianen. Keith, een van de laatste houtbewerkers die de traditie in de vingers heeft, legt tijdens mijn bezoek (begin september 2016) de laatste hand aan een koninklijk cadeau. “In 2001 bezocht kroonprins Charles mijn atelier, binnen een maand verwelkom ik William en Kate”, glundert hij, terwijl hij een kleine totempaal met afbeeldingen van de mythologische orka poliert. Een geschenk een vorst waardig, maar klein bier vergeleken met de boomlange totempaal in zijn werkhuis, een project waaraan hij een jaar werkt. “Met de hulp van mijn zoon”, zegt Keith, tevreden dat de traditie in Carcross blijft leven.

Tijdens de korte zomer zien Keith, de kruidenierszaak uit de pionierstijd en het handvol Native American-souvenirwinkels dagelijks toeristen. Klokvast passeert de White Pass & Yukon Route-trein. Die smalspoorlijn, een levensader tussen Whitehorse en havenstad Skagway in Alaska, is het tastbaarste bewijs van de Klondike Goldrush aan het eind van de negentiende eeuw. Op enkele jaren tijd bouwde men de spoorlijn door nauwe kloven en over indrukwekkende bruggen, maar de goudkoorts was over haar hoogtepunt voor de eerste locomotief tufte. Toch geen vergeefs werk, want de treinrit staat bekend als een van de mooiste van Noord-Amerika, een populaire excursie voor cruisepassagiers uit Alaska. Comfortabel slingerend door het kustgebergte kun je je nauwelijks voorstellen hoe zwaar de pioniersklim over de steile Chilkoot Trail was. “Goudzoekers in spe moesten minstens een ton rantsoen per man meenemen, genoeg om een jaar in de wildernis te overleven”, klinkt het over de intercom. “Tot de introductie van de trein beklommen pioniers de bergpas keer op keer, tot al hun bagage boven was.” De treinrit is spectaculair, maar eindhalte Skagway hapt naar adem, overrompeld door cruiseschepen. Snel terug naar Yukon.

NOORDERLICHTSTAD

Dawson City, tot de constructie van de Alaska Highway de hoofdplaats van Yukon, ademt authenticiteit. In 1896 toverde de vondst van enkele klompjes goud deze afgelegen pleisterplek van noordelijke indianen om tot een hectische tentenstad. 40.000 inwoners telde Dawson in 1897, maar enkele jaren later was de goudkoorts passé. Toch werd Dawson City (nu 1300 inwoners) geen spookstad, en evenmin een toeristenval. Na een eenzame rit lijkt het of ik op zaterdagavond op een filmset beland. De westernambiance voelt echt, met stoffige straten, houten huizen in pasteltinten en een stoomboot voor anker. Alleen de paarden zijn vervangen door terreinwagens. Zoals in de gloriedagen kun je een eigenaardige cocktail proeven in een (gerestaureerd) bordeel of een gokje wagen bij Gertries Gambling Hall, de remake van een saloon inclusief pokertafels, eenarmige bandieten en gogogirls. De middernachtshow is naar verluidt pikant, maar dan sta ik al een tijdje met open mond naar de hemel te staren. Vaag verschijnt een groen schijnsel aan de horizon, de voorbode van een spectaculaire nacht. We rijden even de stad uit, richting The Dome, de berg die over Dawson waakt. Weg van lichtvervuiling kleurt het noorderlicht steeds intenser, links en rechts en plots overal, tot de hemel in vuurpijlen danst. Overweldigend, ontroerend zelfs. Mijn eerste échte noorderlicht bezorgt me een haast spirituele ervaring. Is het daarom dat ik Dawson City na twee nachten met spijt in het hart verlaat ? Hoor ik the call of the wild, door Jack London in een plaatselijke blokhut te boek gesteld ?

POOLCIRKELBLUES

Dertig kilometer buiten Dawson City verlaten we het veilige asfalt van de Klondike Highway voor het onvoorspelbare gravel van de Dempster. Tijdens de winter verlengen bevroren rivieren deze ‘snelweg’ nog tweehonderd kilometer tot aan de kust van de Noordelijke IJszee. Nu eens kaarsrecht tot aan de horizon, dan in het betere bochtenwerk slingerend over een bergpas, werpt de Dempster zich als een dijk over de permafrost. In bochtige valleien ligt het wegdek soms ter hoogte van de dennentoppen, met een gapende diepte aan beide kanten. Geen weg om in het donker te berijden, laat staan in sneeuw en ijs. Maar de zon schijnt : we genieten van een wandeling in het bos, houden halt bij uitkijkpunten en waterplassen, verbazen ons over het kleurenpalet van de herfst, intenser dan in je stoutste dromen.

Eagle Plains, een motel annex benzinestation op een hoogvlakte, is het enige teken van beschaving. “De winter hangt in de lucht”, mompelen de truckers in de bar. Op de noordpoolcirkel, nog een half uur rijden, zien we de zon zakken achter het gebergte. Niet het bescheiden monument op 66° 30′ noorderbreedte, maar onderweg zijn, was ons doel. Met verrassingen, zoals de onvermijdelijke lekke band. Of ontwaken in een sneeuwwit landschap. Wel tien centimeter sneeuw ligt er, en ik heb vierwielaandrijving noch kettingen. Aan de ontbijttafel ontstaat bijna spontaan een minikaravaan, terug naar het zuiden. Zo wordt iedereen in Yukon een pionier.

Tekst & foto’s Jo Fransen

Op elke parkeerplaats houd ik halt om het landschap te ondergaan en de kleuren te absorberen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content