Zermatt, het skioord van de jetset, heeft er een paradepaardje bij : The Omnia, een hedendaagse luxueuze interpretatie van een alpenhut met technologische hoogstandjes uit het register van James Bond.

Tekst en foto’s Kat De Baerdemaeker

Designhotels zijn booming. Steeds weer in de overtreffende trap bundelen desig-ners en architecten er hun kunnen, en ze maken van een simpele overnachting een zintuiglijke totaalervaring. Na de hightech stadspaleizen en strandresorts zijn de berghotels aan de beurt. Italië beet enkele jaren geleden de spits af met het Vergilius Hotel, en toparchitecten als Mario Botta en Peter Zumthor ontwierpen in het oog springende wellnesstempels. Na een valse start torent nu ook The Omnia – naar het Latijn omnis wat ‘alles’ betekent – boven het mondaine Zermatt uit. Zelfs de pittoreske kerktoren moet het in hoogte afleggen tegen de uit aluminium en glas opgetrokken hedendaagse interpretatie van een chalet. Niet verwonderlijk, dat dit hedonistische alpenverblijf, omgeven door monumentale bergpieken en met een ansichtbeeld op de Matterhorn, door de Engelse reisbijbel Condé Nast uitgeroepen werd tot de top tien van ’s wereld meest selecte designhotels.

Het legendarische rode tandradtreintje, dat de reizigers sinds het begin van vorige eeuw naar het bergdorp bracht, werd vervangen door een modern exemplaar. Toch blijft arriveren in het autovrije Zermatt bijzonder. Opgetuigde paarden met klingelende bellen trekken sledes waarin dames in sabelbont zich door de smalle straatjes naar de oude chique hotels laten voeren. Voor de Omniagasten staat een elektrisch aangedreven karretje te wachten. Een chauffeur in een sober grijze winterpantalon en dito jas voert ons in een glanzend, nachtblauw pausmobieltje zoemend de berg op, tot aan een steile rots die de doorgang in het smalle steegje verspert. Verwondering als een glazen wand, gevat in een strakke roestvrijstalen omlijsting, geluidloos openschuift en zich daarachter een smalle tunnel aftekent. Flikkerende kaarslichtjes strooien dansende lichtvlekken op de ruwe rotswanden. De man in het grijze pak rijdt ons in het schemerdonker door de tunnel tot voor een glazen liftkoker. In pure Bondstijl schieten we enige tellen later door de berg naar boven. Nog meer opwinding als we in de lounge worden verwelkomd door een knapperend haardvuur. Een strakke schouw van graniet omringd door leren fauteuils roept de stijl op van modernisten als Frank Lloyd Wright, Saarinen of Van der Rohe. Tegen de achterwand trekt een plafondhoge boekenkast, tot de nok gevuld met fonkelnieuwe fotoboeken en gelimiteerde edities over kunst, architectuur en design, de aandacht. Een hoogglanzende zwart-witte beeltenis van een buitenmaatse arendsvleugel van kunstfotograaf Balthasar Burkhard overschaduwt de nagelwitte ontvangstbalie, waarachter stijlvolle jongedames in grijze overgooier met signatuur Marc Jacobs, de gasten met ongekunstelde hartelijkheid ontvangen. Welkom in The Omnia.

Ingetogen eenvoud

De bouw en de inrichting van het hotel verliepen echter niet vlekkeloos. Het project – eigendom van de staalconstructeur USM van de gelijknamige en peperdure modulaire kantoorkastjes uit de jaren zestig, nog steeds iconen van Zwitsers design – werd aanvankelijk toevertrouwd aan een lokale architect. Meer kunstenaar dan bouwmeester leverde de man een megalomaan ontwerp af. Zo had de topsuite een zwembad dat op een lift door het openschuivende dak kon worden gehesen. Origineel maar allesbehalve func-tioneel noch waterdicht, wat na twee maanden tot de onverbiddelijke sluiting van het hotel leidde.

Voor de herkansing viel de keuze op Ali Tayar, een Turkse interieurarchitect, opgeleid in Stuttgart en gevestigd in New York. Ali was voorgedragen door creatieve denktank Maryana Bilski die haar tijd tussen New York en Bern verdeelt en de artistieke leiding en coördinatie van het nieuwe project op zich nam. Tayar is vooral in New York geen onbekende. Hij richtte de John Frieda Salon in aan Madison Avenue en schreef het interieur van the PoP Lounge en meer van die trendy eetgelegenheden op zijn naam.

In tegenstelling tot zijn voorganger beoogde Tayar geen effecten maar wel een terugkeer naar de basiselementen : steen, hout, metaal, glas, leder en wol. Luxueuze eenvoud, puur design en technologie vormden de basis van het ontwerp. Voor de materialen liet hij zich inspireren door de omgeving en wat typisch is voor het Zwitserse kanton Wallis. Graniet, lichte eik, leder en wolvilt vormen de rode draad doorheen het interieur. Zowel de kamers als de gemeenschappelijke ruimtes zijn warm en gezellig maar blijven toch luchtig en functioneel. De keuze van het meubilair viel op Amerikaanse modernisten uit het begin van vorige eeuw en ontwerpers met Europese roots die het Amerikaanse designbeeld mee hebben bepaald, zoals Eero Saarinen, Mies van der Rohe, Raymond Loewy en Vladimir Kagan. Waar nodig vulde Tayar aan met zelf ontworpen meubilair en verlichting, aangepast aan de noden van een hedendaagse luxueuze mountain lodge.

Twee symmetrisch glazen liftkooien aan de buitenzijde bieden een prachtig zicht over de vallei en de daken van Zermatt, een veertigtal meter lager. Niet alleen buiten, ook de binnenzijde oogt transparant. Tayar hanteert lichte en zachte kleuren en materialen met een ingetogen luxe. Niets ontbreekt maar nergens wordt gratuit effect beoogd. Dat maakt dat The Omnia zich slechts beetje per beetje, in kleine details, laat ontdekken. Kamers hebben geen nummers maar letters en de inrichting is evenwichtig, afgemeten en uiterst subtiel. Sobere functionele USM-kastjes uit eigen stal, Ruckstuhl-tapijten, open haardvuur met echte blokken hout, Citterio-stoelen, nachtlampjes van David Weeks, flesjes Evian op het nachtkastje, een peperdure matras ontwikkeld voor de Nasa, grootbeeld plasma tv, Böse-muziekinstallatie, Swarovski-verrekijker, Birch-chips in de bar, een lounge chair van Vladimir Kagan, wolvilten gordijnen, en last but not least, de gehypete producten van Kiehl in de typische no-nonsenseverpakkingen in de badkamer en een schapenvachtje op de houten terrasstoelen met zicht op de piek van de legendarische Matterhorn. Genoeg om als gewone sterveling hemels te genieten.

Water en vuur

Bovengrond domineren de elementen aarde, licht en lucht. Maar hoe uitdagend en flamboyant oogt het ontwerp van de pool house. Hier lonkt 007 naar zijn eigen beeltenis in de spiegelglanzende zwarte natuurstenen muurbekleding terwijl zijn verleidelijke tegenspeelster opgaat in de sprankeling van het met roestvrij staal beklede zwembad. Vuur en water zijn het leidmotief. Olielampjes weerspiegelen zich in het rimpelloze zwart glanzend plafond. Een gitzwart Turks bad en bloemenstoombad worden verlicht met minuscule ledlampjes als in een sprookje van Duizend-en-een-nacht.

Stijlvolle peperdure sofa’s – een ontwerp uit 1966 van Richard Schultz – flesjes mineraalwater, badlakens en Kiehl’s producten staan à volonté ter beschikking van de hotelgasten. Buiten stijgen dikke flarden stoom op uit de jacuzzi. Na een intensief dagje skiën lonkt het warme borrelende water. De krachtige waterstralen verrichten wonderen op mijn vermoeide lijf en leden. Miljoenen sterren schitteren boven de vallei. Zermatt by night glinstert aan mijn voeten. My name is Bond, James Bond…

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content