Tijd voor enkele helden. Sterken van geest met een stalen humeur, ijzeren daadkracht en zalvende zorgzaamheid. De troost in persoon. Wat zou de wereld zonder verpleegkundigen zijn ? De barmhartigsten onder de barmhartigen, misschien wel. De ziekenverzorgers.

Ik wil hier blijven.” Fluistert ze. Klagend. “Natuurlijk blijf je hier, Marietje”, de stevige stem van Els. “Waar zou je heen moeten ?” Een halve minuut stilte. Els aait over haar arm. “Naar het kerkhof.” Els, onverstoorbaar : “Naar het kerkhof ? Om wie te bezoeken ?” Ze begint het ziekenhuisbed te verversen. “Mezelf.” Het beklemmende kamertje op de eerste verdieping wordt nog beklemmender. De oude man aan tafel zucht, vist ter ontbijt twee Zwanworstjes uit een blikje, steekt kauwend en hoofdschuddend een sigaar op en wijt de ‘wartaal’ van zijn vrouw aan het kalmeermiddel van daarnet. Els neemt de situatie in handen. Ze verzorgt, geeft moed, lacht en adviseert. Op haar eentje krijgt ze de mistroostigheid klein. De man stapt met ons mee naar buiten. Opgelucht. Even de hond uitlaten.

Twee minuten en twee straten verder. Ik heb de indrukken nog niet weggeslikt, Els belt al aan bij de volgende patiënt.

Helden zijn het, verpleegkundigen. Wie hun zalvende zelf aan den lijve heeft ondervonden, wist dat al langer. Wie geliefden in nood heeft zien opleven dankzij hun zorgen, weet dat ook. Wie een dag in hun spoor meeloopt, is daar definitief van overtuigd. Nog geen echo van de status die artsen genieten (en in geen honderd jaar de verloning), en nochtans de troost van de condition humaine in eigen persoon. Pater Damiaan was dan misschien niet de meest knapperige keuze als Grootste Belg, maar kon en mocht het eigenlijk anders ? Melaatsen helpen langer mens te zijn, en daar zijn eigen mens-zijn voor veil hebben. Mee melaats met de melaatsen. Hem leverde het drie standbeelden, in Leuven, Tremelo en Washington, een zalig- en een heiligverklaring op. De wereld, een geweten. En dat was nieuw.

Angstbestrijders

Tijdgenote Florence Nightingale gaf intussen ook al een mooie demonstratie van deze barmhartigheid. Achter de schermen van de Krimoorlog was dat. De oermoeder der verpleegsters trok dik tegen de zin van haar welgestelde ouders met achtendertig verzorgsters naar het oorlogsgeweld in Turkije. Ze legde er de fundamenten van de moderne verpleegkunde. Het verhaal gaat dat ze ’s nachts onophoudelijk met haar beruchte olielampje langs de bedden van de gewonden patrouilleerde. Checken, ingrijpen, troosten, moed inspreken, brieven helpen op te stellen naar het thuisfront. Een engel, roemden soldaten haar, terug in Groot-Brittannië. Wereldberoemd werd ze. The lady with the lamp zou nog generaties barmhartigen inspireren.

De pijn verlichten, bestaat een barmhartiger werk ? Al was het omdat het in één beweging zoveel andere barmhartigheid oplevert. Troost, bijvoorbeeld. En vooral : het neemt de angst weg, toch even.

Het gebeurt groots en heldhaftig, Artsen Zonder Grenzen-gewijs. Maar ook stil, verborgen achter bescheiden gevels. Bij buurvrouw Margriet, bijvoorbeeld. Ze doet dit werk non-stop, dag in dag uit de grillen opvangen van de zware suikerziekte van haar man. Wiebelende protheses aanpassen, wispelturige suikerspiegels opvolgen, dreigende blauwe plekken in het oog houden. Het gaat eeuwig voort. “‘Hoe is ’t met Paul ?’ vragen ze me altijd. Dat ikzelf overeind blijf, dat lijkt hen vanzelfsprekend. Natuurlijk, het spreekt vanzelf dat ik voor hem zorg. Maar wat bezorgdheid voor mij, daar snak ik ook soms naar.” Een hardnekkige verzuchting van Margriet, na vermoeiende nachten. “Gelukkig is er Nicole, de thuisverpleegster. Ik zou niet weten wat ik zonder haar zou moeten beginnen.”

Thuisverpleegkundigen: rotsen in de branding. En de perfecte uitvoerders van dit barmhartige werk. Naargelang de bron gaat het over “de zieken verzorgen” of “de zieken bezoeken”. Laat thuisverpleegkundigen nu net die twee combineren. Ik schaar me dus aan de zijde van Els Werbrouck, al zeventien jaar thuisverpleegkundige bij het Wit-Gele Kruis. De ronde voor deze maandag : hartje Gent, van de Coupure Rechts, over de Kouter tot de Korenlei. En (heel vaak) heen en terug.

7 uur, Papegaaistraat

Al om zeven uur beginnen we eraan. Klokslag. Gent wrijft de slaap uit de ogen, of nog niet, en Els belt aan bij haar eerste patiënt. Liliane. Zwaar nierziek. Hier zullen we vandaag meermaals halt houden. Om de nierdialyse te bedienen. Het infuus aan en uit. Huisvriend Gustaaf houdt de wacht bij Liliane. Alles in een donker en uitgerookt kamertje, achter een bruinig gordijn. In de ene hoek dozen met infusen gestapeld, tot aan het plafond bijna. Pampers in de andere hoek. Het ziekenhuisbed ertussenin. Els stelt vragen, hakt knopen door, handelt snel en efficiënt.

Een kwartier later zitten we weer in de auto. Op weg naar de volgende patiënt, een blokje verder. De dertigjarige Sofie. Door een goedaardige, maar onverwijderbare tumor al jaren verlamd. En suikerziek. Ze ligt nog in bed, haar man is koffie aan het zetten. Els doet de deur dicht. Ze zal Sofie wassen en haar insulinespuitje toedienen. Op tien minuten is het geklaard. “’s Morgens zegt ze niks of zeer weinig. ’s Avonds wel, dan duurt het langer.”

Weer de auto in. De spits is begonnen. Behendig manoeuvreert Els het zwarte autootje – de blauwe verdwenen samen met het oude logo – naar de volgende stop. Clara herstelt van een beenbreuk, Els vervangt het verband. Dat we haar volgen omdat ze een werk van barmhartigheid uitvoert, legt Els Clara intussen uit. Clara knikt enthousiast. “Dat is absoluut juist”, benadrukt Clara, terwijl Els haar steunkousen aantrekt. Ze geeft Els liefdevol een schouderklopje. “Dat is absoluut juist.”

Vlug de auto in richting nierdialyse van Liliane, hoog tijd voor een wissel. Het stilleven is er niks veranderd. Gustaaf en Liliane zitten nog op dezelfde plaats. Els regelt de nierdialyse en geeft een spuitje, tikt een gekscherende Gustaaf plagend op de vingers, en snelt weer de auto in.

8.45 uur, Korenlei

Van deze duistere en intrieste ruimte gaat het naar een indrukwekkend appartement aan de mooiste waterkant van Gent, de Korenlei. “Dat vind ik een van de mooie aspecten van deze job”, zegt Els. “Dat ik werkelijk met alle lagen van de bevolking in contact kom. Het relativeert ook zoveel. Wie of wat je daarbuiten ook bent, als ik ten tonele verschijn, is iedereen gelijk voor de wet. Zodra je lijf of je geest sputtert, is de hiërarchie verdwenen. Dat zien wij als geen ander.” Met zicht op de Korenlei drinken we de eerste koffie van de dag. Els gaat de heer des huizes helpen wassen en aankleden – sinds een hersenbloeding vijftien jaar geleden, is de man deels verlamd. Zijn echtgenote houdt ons gezelschap. En verzucht. “Zonder Els en haar collega’s zou het ons niet lukken. Goud waard, zijn ze. Als ze op zondag komen, serveer ik ze een koffiekoek. Maar mochten ze tijd hebben, ik zou verse bearnaise maken en vragen om te blijven eten.” Achter haar hangt een schitterende, en originele, Francis Bacon. Tekenaar Daan complimenteert er de heer des huizes mee, wanneer we hem wat later begroeten. De man glimlacht trots.

Zeventien jaar al doet Els dit werk. Zwaar, ja absoluut. Maar wat een voldoening. Ze benadrukt het. Dag in dag uit merken dat je essentieel én vaak levensbelangrijk werk verricht. Voelen dat je onmisbaar bent. Ze kijkt me aan. “Een voorrecht toch ?” Waarom thuis-verpleging ? “De zelfstandigheid. De vrijheid, ook. De afwisseling. Om zoveel redenen. Omdat je in deze job ook zoveel meer bent dan verpleegster. Je doorbreekt bij velen de eenzaamheid, soms ben ik de enige die mijn patiënten die dag te zien krijgen. Je moet wel koelbloedig zijn. En sterk. Fysiek, er komt nogal wat hefwerk bij. Maar zeker mentaal. Je staat er tenslotte alleen voor. ’s Morgens vroeg, als het nog donker is, voor de eerste keer langsgaan bij mensen die je nog niet kent, soms is het best angstaanjagend. Ik kwam zo eens in een zeer bedenkelijk appartement binnen en de persoon die ik moest verzorgen vond ik in de zetel, de drugsnaald ernaast. Dan moet je stevig genoeg op de benen staan om het aan te pakken. Ik heb ook al eens een dode gevonden, zelfdoding. Geregeld moet je ook afscheid nemen. Vorig jaar nog, van een jonge moeder. Geen fijne momenten, maar goed, ze horen erbij.”

9.45 uur, Kouter, drie lessen geleerd

We rijden naar Martha, een kranige vijfennegentigjarige dame die de drie torens van Gent overschouwt vanuit haar appartement aan de Kouter. Ze is geopereerd voor cataract en moet oogdruppeltjes krijgen. Els vraag naar de kleinkinderen en achterkleinkinderen. Omgekeerd polst Martha naar het communiefeest van Els’ dochter. “Tot straks, Martha !” Els komt straks nog twee keer langs. Voor druppeltjes, deze namiddag om te wassen.

Tien uur. Drie uur onderweg. Drie lessen geleerd.

Eén. De zieken verzorgen begint en eindigt met een kogelvrij humeur. Je komt nu eenmaal nooit, of toch heel zelden, in een vrolijk decor terecht. Ziek zijn, het maakt mensen somber, triest, chagrijnig vaak, cynisch soms. Geen opladende gebeurtenissen. Kogelvrij dus, dat humeur. Met een beetje geluk straal je de somberheid weg.

Twee. Je conditie moet tiptop zijn. Het tempo is hels, het hefwerk niet te onderschatten.

Drie. Verwacht geen dankbaarheid, wees blij met elke blijk van respect. “Nee, als je hoopt of zelfs verwacht dat de mensen dankbaar zullen zijn, dan heb je binnen de kortste keren een burn-out. Sommigen zijn het wél, hoor. Dat heb je vanmorgen al gemerkt. Daar trek ik me aan op. Maar de meesten vinden je zorgen vanzelfsprekend. En winden zich nogal snel op als het niet loopt zoals ze het wensen.”

We kloppen aan bij de heer Verlinde. Een tandarts op rust. Geen makkelijke klant. Hij ligt nog in bed, Els heeft nogal wat tijd nodig om zijn ochtendhumeur klein te krijgen. Huishoudster Rita vertelt me beneden intussen dat ze hier al 45 jaar het huishouden bestiert. De vrouw des huizes ligt momenteel in het ziekenhuis voor dementietests. “Niks van”, fluistert Rita. ” Meneer dénkt dat, maar ze is nog evenzeer bij de pinken als vroeger.” De fluisterende huishoudster, de zieltogende grandeur van deze herenwoning en de morrende heer des huizes boven, even lijken we een eeuw terug in de tijd. Als we buitenstappen roept de tandarts nog dat “Els een zeer goede verpleegster is. En ik kan het weten, nietwaar ?”

We sporen alweer richting Liliane. Els en Gustaaf helpen haar van de nachtstoel. “Ah, ze heeft haar ontbijt binnengehouden, dat is goed.” Els zegt het oprecht opgelucht. Ze leggen haar op haar ziekenhuisbed. Pamper aan. De zorgen voor Liliane deze voormiddag zitten erop. Terug in de auto. “Of ik tegen de geuren kan ? Ja, nooit problemen mee gehad. Stoelgang, etterende wonden, bloed, stank. Nee, doet me niks. Ik denk wel dat je zoiets niet kunt leren. Je kunt daarmee om, of je kunt dat niet. Het heeft geen zin om jezelf daarin te forceren. Iemand die dat niet aankan, die moet gewoon niet voor verpleegkunde kiezen. Maar je weet zoiets vroeg, hoor. Ikzelf heb het toch altijd gevoeld en geweten dat ik dit wou en kon. Ik heb nooit aan iets anders gedacht.”

Tweehonderd meter verder. Een koppel. “Zij heeft borstkanker, maar wil dat niet geweten hebben. Ze ontkent het. En ondergaat dus ook geen behandeling. Triest. Maar niemand kan in haar plaats beslissen.” Haar man slaat met ons een vrolijk praatje over de kokette Franse buldog aan zijn voeten.

11 uur, Coupure Rechts tot Kouter

We gaan naar Jeanine. Alweer zo’n kranige en fiere negentiger. Onlangs is ze ’s nachts gevallen, sleutelbeen gebroken. Els zet een spuitje, wast haar en helpt haar aankleden. Er staat klassieke muziek op, een kast vol boeken en aan de muur hangt een Servaes. Een indrukwekkende dame, ze zwaait ons uit tot we om de hoek zijn verdwenen. “Wassen is een belangrijk onderdeel van dit werk”, zegt Els, terug in de auto. “Let wel, ik was niemand die dat zelf kan. Ik stimuleer iedereen in zijn onafhankelijkheid. Voor velen is het een grote stap om zich te laten wassen. Ik probeer dat zo respectvol mogelijk te doen. Ik heb me ooit zelf laten wassen door een collega. Om te weten hoe het voelt. Ik verzeker je, als je een trotse en zelfstandige mens bent, is dat geen pretje. Daarom let ik op kleine dingen : snel bovenaan een kledingstuk helpen aantrekken als dat deel gewassen is, of omgekeerd. Zodat die complete naaktheid niet langer duurt dan nodig. Kleine dingen, maar ze doen veel.”

Eindigen doen we deze voormiddag met een Felliniscène. We bezoeken de gebroeders Delvaux, een tweeling van vijfennegentig jaar. Twee topfunctionarissen op rust. Altijd samengebleven, nooit getrouwd. De oudste broer nogal bazig over de jongste. Ze wonen aan de voet van de Sint-Baafskathedraal, in een prachtig en vooral immens groot herenhuis. Els klopt aan. Enkele minuten later gluurt een argwanend oog via het spionnetje. De argwaan komt – niet geheel onterecht, zo blijkt – na nogal ongepaste acties van inhalige familieleden. “Ah, Els”, Bernard doet de deur open. We stappen binnen, een imposante traphal. Maar wat een aanblik. De hal is volgestapeld, tot halfweg de eerste verdieping, met rommel. Oude kranten ( La Libre Belgique), blikjes, matrassen, kleren, kapotte meubels… Dezelfde burleske aanblik in de woonkamer, waar de gebroeders leven en slapen. Tussen de rommel zie ik enkele trieste postiches.

Bernard hoort dat we over Els schrijven en zegt ons plechtig dat ze wat hem betreft geslaagd is met “grote distinctie”. “Ja, ’t is een goeie.” Els zelf maakt zich intussen zorgen om de jongste broer. Hij kijkt glazig voor zich uit en zegt niet veel. Bernard : “Hij is al sinds gisteren zo.” Misschien een trombose, denkt Els. Ze besluit vandaag nog de arts te bellen om langs te gaan. Bernard besprenkelt zich intussen met eau de cologne, kamt zijn haar, strijkt er brillantine in en maakt zich op voor zijn dagelijkse bezoek aan de Italiaan, wat verder. Hij neemt zijn broer bij de hand.

’t Is middag. Achttien zieken zijn bezocht en verzorgd. Wij zijn stil en onder de indruk. Els haalt de schouders op. “Tja, kijk. ’t Is een job als een andere zeker ?” Welnu. Als we iets begrepen hebben deze ochtend, dan is het wel dat dit niet een job is als een andere. Ze glimlacht.

Drie kwartier later is de pauze om. Els stapt haar auto in. Vijftien zieken wachten op haar. “Merci voor de aandacht”, roept ze nog.

Om de privacy te beschermen, zijn alle patiëntennamen veranderd.

Door Guinevere Claeys I Sneltekenaar Daan Rosseels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content