Straathoekwerkers kunnen maar beter goed luisteren. Een bedreigde aanpak nu de samenleving zich blauw ergert aan overlast, sociale opvang aan resultaten verbindt, en jongeren strenger aanpakt. Volgens de Brusselse jeugdwerkers van vzw JES bewijzen vertrouwensbanden en begeleiding nochtans hun nut.

Tijdens de kerstdagen kunt u in Brussel over de koppen lopen. De stoet kraampjes tussen de Grote Markt en de Vismarkt lokt veel volk, en bij glühwein en Jingle Bells hoort geen zwerfvuil of vandalisme. Ook daklozen, hangjongeren en andere straatbewoners mogen de winterpret niet verstoren, meent het stadsbestuur. En dus houdt de politie de trappen van het Beursgebouw en de aanpalende metro-ingangen op de Anspachlaan nauwlettend in de gaten.

“Het liefst van al verjaagt men die mensen zo ver mogelijk uit het centrum”, zegt straathoekwerker Tom Natus (32). “Naar getto’s waar ze niet in de kijker lopen.” Winkelcentra en de MIVB hebben het evenmin begrepen op thuislozen. Die stimuleren alleen het onveiligheidsgevoel. Bewakingsagenten en klassieke muziek moeten hen op afstand houden. Waarop de zwakkeren in de nissen en kieren van de grootstad verdwijnen : in cafés en wasserettes, treinstations en trapzalen, opvangcentra en sociale restaurants. Als het er maar warm is. Overnachten gebeurt in kraakpanden, overbevolkte kamers of op de bank bij vrienden. De minst fortuinlijken, zoals een groepje Roemenen op het Rogierplein, behelpen zich met luchtroosters en karton. “Het is soms zoeken, maar elke straathoekwerker kent zijn terrein”, zegt Tom. “Desnoods hoor ik eens rond bij ziekenhuizen, de politie of collega’s. Sommigen verdwijnen helaas voorgoed.”

De 32-jarige Limburger is een van de zeven Brusselse straathoekwerkers van JES, een stedelijk jeugdwerkinitiatief dat ook in Antwerpen en Gent op verschillende terreinen actief is. Zo omvat de vzw onder meer een productiehuis voor creatief talent en een opleidingscentrum. Laaggekwalificeerde jongeren kunnen bijvoorbeeld ervaring opdoen als kamermeisje of werkman in De Waterman, een op scholen gericht verblijfscentrum in Sint-Jans-Molenbeek. De organisatie bestaat 23 jaar, bijna zo lang als straathoekwerk zelf.

Domme rastaman

“We zijn nuldelijnswerkers“, legt Tom uit. “We staan op het terrein zelf, tussen mensen die andere sociale voorzieningen niet bereiken. Wie naar de VDAB, het OCMW of een onthaaltehuis stapt, heeft ons eigenlijk niet nodig. Die instanties moeten er zijn, maar onze doelgroep klopt daar nooit aan. Omdat ze geen vast adres hebben, verslaafd zijn, of omdat ze het aanbod niet kennen. Vaak zijn de administratieve procedures en het taalgebruik te ingewikkeld en hebben mensen ook familiale of psychische problemen. Het gaat om daklozen, sans-papiers, junkies of strafbladjongeren die al veel meegemaakt hebben en soms niemand vertrouwen, ook welzijnswerkers niet. Die bereik je niet vanachter een bureau, die moet je zelf opzoeken. En dan naar de hulpverlening leiden, zonder dwang of verplichtingen. Je kunt niet zomaar iemand uit de miserie halen. Voor sommigen ben ik gewoon een domme rastaman.”

Het contact verloopt aanvankelijk vaak stroef en aftastend, met een sigaret op straat of een glas op café. Vaste schema’s hebben weinig nut, want iedereen heeft andere noden : van steriele naalden en medische verzorging tot een slaapplaats of juridisch advies. “Sommige mensen zijn geschrapt door de RVA en de gemeente en eigenlijk met niets in orde. Ik ben geen specialist in die materies, maar ik kan mensen op weg zetten. Ik ga ook mee naar hun afspraken en kan druk uitoefenen op de instanties.”

Doorgaans kleurt straathoekwerk echter buiten de meetbare lijnen die politici en ambtenaren hanteren. Motiveren en hoop bieden is een werk van lange adem, en op het resultaat staat geen termijn : “Mensen hebben soms vooral een gesprek nodig. Iemand die hen serieus neemt, wat ze ook te vertellen hebben, en hun een nieuw perspectief biedt. Maar dat vergt tijd en het initiatief moet van hen uitgaan. Bovendien hebben mensen ook slechte momenten, het is dus een proces van vallen en opstaan. Als iemand tijdelijk in de cel zit, kan ik alleen maar brieven schrijven.”

Jongeren op de dool

Als straathoekwerker krijgt Tom met uiteenlopende mensen en problemen te maken, van oudere daklozen tot slachtoffers van partnergeweld. Steeds vaker belanden echter ook jongeren in de problemen, zeker in Brussel. Volgens de jaarlijkse Welzijnsbarometer van het Brusselse Gewest leeft nu een op de drie inwoners onder de armoedegrens en groeit één op de drie kinderen op in een gezin dat geen inkomen uit arbeid betrekt. Straathoekwerkers komen dagelijks in contact met schoolplichtige minderjarigen, want kansarmoede en spijbelgedrag hangen samen. Bij wat oudere jongeren, de 18- tot 25-jarigen, is ruim één op de drie werkloos en heeft twintig procent vroegtijdig de school verlaten. Zelfstandig wonen valt deze groep moeilijk. Een werkloosheidsuitkering of een leefloon van het OCMW, als daar al sprake van is, volstaan immers zelden. Een kamer zonder eigen sanitaire voorzieningen kostte in Brussel vorig jaar gemiddeld 399 euro, en aan sociale huurwoningen bestaat een nijpend tekort.

“Er zijn jongeren die zelf oplossingen zoeken,” benadrukt Tom, “al is de situatie dan vaak al ernstig. Ze hebben problemen thuis en staan op straat zonder geld. Maar een leefloon is niet zomaar geregeld. Dat kan weken duren en ze moeten bereid zijn werk te doen dat niet altijd aansluit bij hun interesses en capaciteiten. Velen worden niet goed begeleid, raken gedemotiveerd en haken uiteindelijk af.”

Overigens raken niet alleen kansarme jongeren op de dool. Ook een echtscheiding, een familiaal conflict, een verslaving of schoolmoeheid kunnen een negatieve spiraal op gang brengen. Tieners moeten op jonge leeftijd bovendien een hoop keuzes maken en verantwoordelijkheid nemen. De druk om te presteren is groot, weet Tom : “Jongeren willen veel, snob is geen scheldwoord meer. Ze kopen op krediet of gokken op het internet, en als hun dromen niet meteen realiseerbaar blijken te zijn, vallen ze in een put.” Daarnaast zijn buitenlandse jongeren mobieler dan vroeger. “Sommigen trekken van stad naar stad en klussen bij als tomatenplukker in Italië of Spanje. Minderjarigen worden op het vliegtuig naar Brussel gezet in de hoop op een beter leven, en er is mensensmokkel. De reis kost hun familie zoveel dat die niet eens durven terug te keren. Moeilijke gevallen, want voor alles heb je documenten uit hun thuisland nodig. Een huwelijk is vaak hun enige manier om aan papieren en vast werk te geraken. Maar daar kan ik niet bij helpen.”

Parallel universum

Vertrouwen winnen is zijn belangrijkste én moeilijkste taak, zegt Tom. De doelgroep van straathoekwerk leeft immers aan de rand van de samenleving. “Wij zijn geen priesters aan wie die gasten alles vertellen. Ik zeg ook niet meteen wat ik doe, want het wantrouwen tegenover buitenstaanders is groot. Zeker als jongeren al negatieve ervaringen hadden met de politie en jeugdrechters. Ook schoolpersoneel en de welzijnszorg hebben hun zelfbeeld vaak niet bevorderd en hebben hen verder gemarginaliseerd. Ze trekken zich op aan lotgenoten en schermen zich nog meer af. Dat werk je niet zomaar weg. Tenzij je een meevaller hebt en mee opgepakt wordt door de flikken (lacht).”

Pottenkijkers komen dan ook niet van pas, laat staan journalisten. Zijn contacten op het terrein schermt Tom liever af. “Het is al moeilijk genoeg om te achterhalen wat iemand meegemaakt heeft. Zijn ze op de vlucht voor iets, hebben ze strafbare feiten gepleegd ? Van sommigen kom je amper iets te weten, en zeker in het begin moet je beducht zijn op leugens. Die jongens willen weten of je aan de goede kant staat, dat je niet voor de politie werkt. Maar die ongedwongenheid is eigen aan ons werk. Ze móeten niets vertellen.”

Rond het middaguur houden we halt in vzw Bij Ons / Chez Nous, een inloopcentrum in de Antoine Dansaert-wijk. Tom bezoekt het lokaal bijna dagelijks. Straatbewoners kunnen er overdag koffie drinken, een babbel slaan en een sociaal assistent raadplegen. Een maaltijd kost er één euro en brengt velen in contact met het hulpverleningscircuit. Voor mezelf is het bezoek aan het lokaal een beklijvende ervaring. Weg kerstsfeer en perfecte etalages. De houten voordeur lijkt op een attribuut uit de Harry Potterreeks : een toegangspoort tot een parallel universum, een verborgen wereld met zijn eigen taaltje en regels.

Op een jonge mama en twee oudere dames na, zijn de bezoekers mannen. De jongste is hoogstens zestien jaar, de oudsten de zestig voorbij. Enkelen discussiëren luid onder elkaar, anderen staren vereenzaamd voor zich uit of rommelen in de rugzak met al hun bezittingen. De sfeer is explosief, toch voor een leek, en onze aanwezigheid lijkt daartoe bij te dragen. “Geef geld”, gebiedt een wat verwaaide dertiger enkele keren. “Of moet ik iemand vermoorden ?”

“Chez Nous is laagdrempelig”, zegt Tom. “Honden zijn toegelaten en een brave dronkaard wordt niet op straat gezet. Maar in het algemeen moet je voorzichtig zijn en het juiste moment kiezen. Iemand die cocaïne gesnoven heeft, luistert niet naar je praatjes en kan agressief worden. En wat geld betreft, ik ben geen bank. Ik betaal wel eens maaltijden of boodschappen, maar dan sta ik zelf aan de kassa.” Zelf thuis opvang bieden heeft hij nooit overwogen. “Iedere straathoekwerker maakt voor zichzelf uit hoe ver hij gaat, zelf hou ik werk en privé gescheiden. Daarom woon ik buiten Brussel. Ik wil ongemerkt met mijn vriendin op café kunnen gaan.”

Streng maar (on)rechtvaardig

In Vlaanderen en Nederlandstalig Brussel zijn ruim honderd straathoekwerkers aan de slag : veertig procent in opdracht van vzw’s, de overige zestig procent op vraag van de stedelijke overheden in het kader van de veiligheidscontracten. “Straathoekwerkers zijn geen reloplossers of stewards, en we bestrijden geen overlast”, benadrukt Tom. “Daartoe zijn we niet opgeleid. Het is ook niet aan ons om mensen terecht te wijzen of te verklikken. Wij zijn er om jongeren te helpen, niet om ze aan te pakken en van de straat te houden. Als we ons aan de kant van de ordediensten scharen, is het vertrouwen meteen gebroken.”

Ook de hervorming van het jeugdsanctierecht roept in de sector vragen op. Nogal wat politici willen probleemjongeren en delinquent gedrag immers harder aanpakken. Vorig jaar waren er al de wet-Onkelinx en de spijbelboetes, onlangs gingen de oranje-blauwe onderhandelaars nog een stap verder. Volgens hun plannen kunnen minderjarigen van veertien tot zestien jaar opgesloten worden in jeugdgevangenissen genre Everberg, en zo nodig wordt vanaf zestien jaar automatisch de uithandengeving toegepast. De jongere valt dan niet onder het gewone jeugdrecht, maar onder het algemeen strafrecht.

De maatregelen klinken geruststellend, maar zijn contraproductief, zegt Manu, een van de medewerkers in Chez Nous. “Meer dan de helft van de straatbewoners die de Belgische nationaliteit hebben, zijn jongeren die het traject van de bijzondere jeugdzorg al afgelegd hebben. Die zijn dus al in aanraking gekomen met de jeugdrechter en belanden toch weer op straat. Waarom houden die niets over aan die voorzieningen ?” Jeugddetentiecentra doen weinig om jongeren te reïntegreren in de samenleving, zo blijkt. Ook gesloten instellingen ontberen vaak de tijd en middelen. Andere problemen zijn de lange wachtlijsten en de ‘misplaatsing’ van jongeren met taalproblemen of een verleden van verwaarlozing of misbruik.

“Repressie bereikt zelden zijn doel”, concludeert Manu. “Het systeem duwt mensen zelfs in een negatieve spiraal, waarbij sommigen niet alleen slachtoffer zijn, maar ook dader worden. Er moet enorm geïnvesteerd worden in de bestaande vangnetten. Anders dienen campagnes tegen geweld en agressie alleen het imago van politici. De echte betrokkenen staan vroeg of laat bij ons aan de deur, omdat ze nergens terecht kunnen. En als we opvang vinden, is het aan de andere kant van het land.”

Gedumpt

De tocht eindigt in de Brusselse kanaalzone, in de hoofdzetel van de vzw JES, zelf een voorbeeld van kleinschalige en vroegtijdige begeleiding van risicojongeren. Een klimmuur en een opknaplokaal worden intensief gebruikt. Het gaat hoofdzakelijk om (allochtone) jongeren uit het deeltijds onderwijs die maar geen stageplaats vinden, gedemotiveerd raken en er uiteindelijk de brui aan willen geven. De cocktail van frustraties, isolement en verveling leidt haast onvermijdelijk tot probleemgedrag.

“Vaak hebben risicojongeren problemen thuis en al verschillende scholen achter de rug”, zegt Tom. “Ze voelen zich gedumpt en geloven niet in zichzelf of volwassenen. Met groepsactiviteiten en creatieve opdrachten kun je hen opnieuw stimuleren en sociale vaardigheden bijbrengen. Beleefdheid en samenwerken of gewoon op tijd komen, want zulke regels zeggen hen vaak niets meer.” Ondertussen worden de jongeren bewust gemaakt van hun talenten en bereiden bedrijfsbezoeken, cv-begeleiding en sollicitatietraining hen voor op de arbeidsmarkt.

De meeste jongeren willen vooruit, gelooft Tom. “Ook die gasten in Chez Nous dromen van een job, huis en gezin. Het is gewoon aartsmoeilijk. En vooruitgang gaat met kleine stappen. Het gebeurt hoor, dat mensen je uitnodigen als ze een sociale woning bemachtigen of dat je ze na lange tijd terugziet en ze een gewoon leven en een baan hebben. Een straathoekwerker ziet veel miserie, maar daar trek ik me aan op.”

Door Wim Denolf I Foto’s Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content