‘De Syrische keuken wordt nooit saai’

Zina Abboud zag de dood in de ogen in haar thuisland Syrië, stapte met een reddingsvest aan op een boot en strandde uiteindelijk in Nederland. Daar werd ze aangemoedigd om te worden wat ze altijd al had willen zijn: cateraar.

Acht jaar geleden zag Zina Abboud haar eigen land verwoest worden door oorlog, drie jaar geleden kwam ze voor een nieuwe start naar Nederland. Daar werd ze met haar eigen cateringbedrijf de eerste vrouwelijke vluchteling die ingeschreven stond bij de Kamer van Koophandel. Ze kookte al voor de koninklijke familie en zet nu de voorlopige kers op de taart met haar boek Mijn Syrische keuken. We ontmoeten haar in een stationsbarretje in Amsterdam-Centraal, de plaats waar ze voor het eerst voet op Nederlandse bodem zette.

Een eigen bedrijf, een boek: aan ambitie geen gebrek bij jou. Was dat altijd al zo of heeft Nederland dat in jou naar boven gehaald?

Zina Abboud: “Ik werkte ook wel al in Syrië, maar salesmanager was niet mijn droomjob. Koken en catering verzorgen is waarvoor ik in de wieg gelegd ben, maar in Syrië kun je als vrouw nu eenmaal niet alles doen wat je wilt. De beste opties die een vrouw er heeft, zijn dokter, leraar of manager worden. Zolang het maar een kantoorjob is met een strikt uurrooster en weinig vrijheid.”

En dan ben je plots de eerste vrouwelijke vluchteling van Nederland die geregistreerd staat als ondernemer. Hoe ging dat?

“Toen ik nog in een vluchtelingencentrum verbleef, werd ik uitgenodigd om oudejaarsavond te vieren bij Liza, een Nederlandse journaliste. Ze zei me dat ze me graag een Syrisch feestmaal zou willen geven, maar dat ze dat niet zelf kon koken. Daarom had ze allerlei ingrediënten voor me gekocht, zodat ik aan de slag kon. Die dag kookte ik voor het eerst sinds ik naar Europa vertrokken was. Dat was fantastisch.

Wat later vroeg Liza me nog eens om te koken voor haar en haar gasten en zo ging de bal aan het rollen. Toen was er wel nog geen sprake van een job, want ik had mijn verblijfsvergunning nog niet en zonder papieren mag je niet werken. Tijdens een andere opdracht ontmoette ik Sybe, die vond dat ik absoluut verder moest met mijn catering en beloofde me daarbij te helpen. Na negen maanden kreeg ik mijn verblijfsvergunning, een maand later startte ik Zina Kitchen op.”

Wat was het moeilijkste aan je eigen zaak starten?

“Het wachten op een verblijfsvergunning. Ik ben een erg actief iemand, ik zou me niet kunnen inbeelden dat de regering voor mij moet zorgen. Vanaf het moment dat ik mocht werken, ben ik dat ook beginnen te doen. Het is fantastisch om daar een goede vriend bij te hebben die dat mee mogelijk maakt. Want hoe ondernemend je ook bent: als er niemand is die je steunt, lukt het gewoon niet.

Tijdens mijn wachttijd van negen maanden kookte ik soms bij het Leger des Heils. Het was zwaar, maar tegelijk fantastisch om te kunnen koken voor mensen die niet alleen het eten, maar ook de aandacht en de liefde kunnen gebruiken. Ik kan het weten, want ik ben een van hen. Je kunt niets anders doen dan wachten, en dat terwijl je een lange, gevaarlijke reis achter de rug hebt. Ik zag de dood in de ogen in mijn land. Ik vertrok er omdat ik wou leven, maar ook de reis naar Nederland was levensgevaarlijk. Onderweg kwam ik twee keer in zee terecht en ik kwam pas terug tot leven toen ik het strand van Samos onder mijn voeten voelde.

Het is onmogelijk te beschrijven wat er door je heen gaat als je op dat strand staat, omringd door honderden reddingsvesten en wetende dat heel wat mensen de oversteek die jij net hebt gemaakt, niet halen. Ik weet dus wat andere mensen die naar Europa gevlucht zijn, hebben mee- gemaakt. En ik weet dat ze steun en aandacht nodig hebben. Ik heb het geluk gehad verschillende mensen te ontmoeten die dat ook wisten. Zij maken mijn leven gemakkelijk.”

En toch zijn er ook heel wat mensen bang van vluchtelingen.

“In elk land dat ik doorkruiste, werd ik behandeld als een misdadiger, maar in Nederland voelde ik me meteen thuis. Toen ik aankwam in Amsterdam-Centraal en hulp vroeg aan een politieman, verwachtte ik dat hij me naar een gevangenis zou brengen, maar in plaats daarvan kocht hij meteen iets te eten en te drinken voor me en zorgde hij voor opvang. Ik prijs me gelukkig hier te zijn. Ik ben mijn thuisland kwijt. Dan is het goed om een nieuwe thuis te hebben gevonden.”

Hoe start je dan met je nieuwe leven eens je in veiligheid bent?

“De eerste maanden simpelweg niet. Ik was depressief. Ik kon niet leven in de situatie waarin ik gedwongen werd: in een rij wachten tot je eten krijgt. Ik was rijk in Syrië, hoe kan ik dan mensen om eten vragen?”

En nu kook je en schrijf je er een boek over. Is dat een manier om jezelf eraan te herinneren waar je vandaan komt?

“Ja, zeker. Ik denk de hele tijd aan mijn moeder tijdens het koken. Dat deden we in Syrië trouwens helemaal anders dan hier. Sommige gerechten moet je met verschillende vrouwen samen maken. Vroeger zouden mijn zus, mijn moeder en mijn nicht dan gekomen zijn en zouden we samen koken, praten en koffiedrinken. Die herinneringen komen terug als ik kook.”

Wat is er zo speciaal aan de Syrische keuken?

“De verscheidenheid! We hebben vegetarische gerechten, vegan schotels, heerlijke vleesbereidingen, veel dessert, zalige ontbijten die in niets te vergelijken zijn met het ontbijt hier… De Syrische keuken wordt nooit saai.”

Mijn Syrische keuken, Zina Abboud, 29,99 euro. Verschijnt bij Xander Uitgevers op 26 april.

'De Syrische keuken wordt nooit saai'

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content