“Als de zon schijnt, heb je vrienden. Onder een bewolkte hemel, ben je alleen.” De Romeinse dichter Ovidius mijmerde het, toen hij wegkwijnde in eenzame ballingschap. Of hoe barmhartig het is : de verstotenen de hand te reiken. In het spoor van hen die de vergeetput dempen : een bezoek aan een gedetineerde in Merksplas, en enkele geïnterneerden in Gent.

MERKSPLAS. DE GEDETINEERDE.

Een toeval. Ik vertrek naar een bokser in Merksplas. En op het einde van mijn straat, op een terrasje, zie ik vuistenlegende Jean-Pierre Coopman zitten – Hij Die Tegen Muhammad Ali Heeft Gebokst. Twee dingen die me in de vlucht opvallen : de gebroken neus en de net zo gebroken glimlach. Eenzelfde gehavende neus zie ik anderhalf uur later in Merksplas. De glimlach : onaangetast. De tragiek is er, maar alleen in het decor.

Ismaïl Abdoul is 31. Belgiës beste bokser, lang voor Sugar Jackson de ring betrad. Kampioen van België, Benelux, Europa, was Abdoul. Helaas. En boksersbloed oblige, lijkt het haast : even prominent was zijn reeks misstappen, die hem in aanraking bracht met het gerecht. Stommiteiten, noemt hij ze zelf. “Naïef geweest.” Zijn straf : vijf jaar effectief. Op het moment van het vonnis, was fotograaf en regisseur Dimitri Van Zeebroeck net een reportage aan het draaien over Ismaïl Abdoul. Voor zijn magistrale Canvasreeks Weerwolven was dat, over mensen die een speciale band hebben met de nacht. Van Zeebroeck volgde Abdoul enkele maanden voor de reportage, ze werden vrienden. Net na het vonnis namen ze met tranen in de ogen afscheid voor het gerechtsgebouw. Ze bleven vrienden, Van Zeebroeck trekt minstens elke maand naar Merksplas om zijn gevangen vriend te bezoeken. Deze woensdag ga ik mee.

De laatste brievenschrijvers

Halfdrie. Een zaal vol barmhartigheid. Aan elk tafeltje, een gevangene en zijn bezoek. Hier en daar een intieme tête-à-tête, de handen vervlochten. Elders gezinsbezoek, de kinderen enthousiast op papa’s schoot. Abdoul komt binnen. Beige gevangenisplunje, helblauwe sportschoenen. Brede glimlach, even breedgeschouderd. Hij omhelst Dimitri hartelijk, geeft mij een hand. Hier had hij naar uitgekeken, zegt hij, met een krokant Gents accent. “Bezoek licht mijn dag op. Dat houdt mij recht : contact met de wereld daarbuiten. Elke dag bel ik mijn vriendin. Elke week komt ze uitgebreid langs, op zaterdag. Samen met nog familie en vrienden. Zonder bezoek zou ik het niet volhouden. Weet ik zeker.”

Dat contact met de buitenwereld is dan wel strikt afgemeten. Drie uur per week, maximaal. Elke maand twee uur ‘ongestoord bezoek’ met zijn vriendin. Elke avond twee keer vijf minuten bellen. Geen gsm. En geen internet. Brieven ? Die zijn ongelimiteerd. Jawel, de laatste brievenschrijvers, dat zijn gevangenen en hun geliefden. “Nog nooit zoveel brieven geschreven. Elke week opnieuw. Nadat de reportage uitgezonden was op Canvas, heb ik overigens zeer veel brieven en kaartjes geschreven. ‘Hou vol. ‘ ‘We geloven in je. ‘ Mens, wat deed dat goed.”

Nee, de reportage blijkt niet alleen mij te hebben geraakt. Ook de cipiers overigens. “Die bekeken me plots met andere ogen. ‘Dat wisten we allemaal niet, Abdoul. ‘ Later kreeg ik ook de kans om als ‘diender’ te werken. Eten serveren, water ronddragen voor de afwas, cellen schoonmaken, wc-potten verzamelen en legen. Om zes uur ’s morgen begin ik eraan. Het is hard werken, ik verdien 0,60 euro per uur. Maar de voordelen zijn immens : ik ben bezig, mijn celdeur blijft grotendeels open, dat geeft op zijn minst een gevoel van openheid. En ik hoef mijn cel niet te delen. Een groot voordeel, zeker met al die rokers onder de gevangenen.”

Sugar Jackson

Abdoul vertelt zijn dagtaak haast met enthousiasme. Wat hij doet, wil hij goed doen. Hij heeft fouten gemaakt, hij moet boeten. Daar legt hij zich bij neer. Intussen maakt hij er het beste van, én houdt hij zijn conditie op peil. “Tijdens de wandelingen, loop ik. Zo leg ik tien kilometer per dag af. In sportoutfit ? Nee, dat mag niet. Ik heb daarvoor wel een tweede gevangenisoutfit gevraagd, ik zweet nogal fel. Dat was ik meteen erna, in de douche. Ik let ook op mijn eten. Ik eet vegetarisch, de gevangenis serveert geen halalvlees.”

De bokser en zijn ijzeren discipline. Ook hier. “Ik wil in conditie blijven. De dag dat ik hier buiten wandel, stap ik meteen in de ring. Het jeukt om te gaan boksen. Dimitri stuurt me alle artikelen over Sugar Jackson op.” Dimitri glimlacht. “Om hem te motiveren.” Frustreert het hem niet ? De prestatie van Sugar Jackson, terwijl hij in de gevangenis zit ? “Ik ken hem. En ik gun het hem. Echt. Maar ja, natuurlijk krijg ik zin om me weer te bewijzen. Boksen, dat is ook mijn diploma, hé. Daarmee moet ik het doen. Het is een manier van inkomsten, dat alleen al.”

Hoelang nog te gaan ? “Dat hangt ervan af. Ik hoop volgend jaar in voorlopige vrijheid gesteld te kunnen worden. Maar dat is nog afwachten. Ik zag daarnet op het nieuws dat iemand als Murat Kapllan zelfs de kans heeft gekregen, dat geeft hoop. Ik ben 31, nu. Om mijn bokscarrière nieuw leven in te blazen, wacht ik beter niet te lang meer. Al heb ik dat natuurlijk niet in de hand. Maar kijk, Muhammad Ali en Mike Tyson zijn er ook in geslaagd om na de gevangenis de draad weer op te pikken. Toch ?”

16uur. Tijd om afscheid te nemen. In de zaal wordt intens geknuffeld. Met een brede glimlach zwaait Ismaïl Abdoul ons uit. “Ik bel je nog voor je op reportage naar Los Angeles vertrekt, Dimitri. Merci voor ’t bezoek.”

GENT. DE GEÏNTERNEERDEN.

Een dinsdagnamiddag, in Gent. Een halve kilometer hiervandaan roeien enkele teams verbeten de watersportbaan op en af. In de Blaarmeersen, vlak ernaast, nemen studenten hun eerste plons van het jaar – de examens zijn achter de rug, straks blazen ze de barbecue in gang. Een halve kilometer in de andere richting wordt hetzelfde heuglijke feit gevierd op een overbevolkte Gras- en Korenlei.

Maar hier aarzelt de klok. De hoogzomerse wereld daarbuiten vangen we alleen maar steels op, en gearceerd. Door bescheiden, hoog ingeplante, getraliede ramen. Onder een van die ramen : een vrolijk schilderij van een zingende Jantje Smit. Aan de overkant van de ruimte hangt hij opnieuw : ouder geworden, met een andere micro. En achteraan de zaal nog eens : de ‘huidige’ Jantje Smit, reuzengroot.

‘In afwachting’ gevangen

Het is Tony’s werk. Fan van Jantje Smit ? Wat had je gedacht. Hij staat op. Benen wijd open, armen gekruist. Knikt gewichtig, en trots. “Ik heb dat met een projector getekend. En dan met de hulp van een echte kunstenaar geschilderd. Veel werk aan gehad.” Daarna, enthousiaster. “En dit ben ik nu aan het maken. Een bakje met lades. Om computerpapier in te leggen. Het is voor mijn broer. Nu moet ik het schilderen. De randen zwart. Over de rest ben ik nog niet zeker. Wit ?” Hij kijkt me vragend aan. “Zou mooi zijn”, zeg ik. “Echt ? De rest volledig in het wit ?” “Ja, waarom niet ?” knik ik enthousiast. Hij kijkt me ietwat ontgoocheld aan. En schudt dan vastberaden het hoofd. “Nee, nee. Dat gaat niet. Ik denk er nog over na.”

Tony is 35, verstandelijk gehandicapt. Dat wil zeggen : IQ van om en bij de 75, emotionele leeftijd van zo’n negen jaar. Hij heeft een misdrijf gepleegd. De rechter verklaarde hem ontoerekeningsvatbaar, Tony moest geïnterneerd worden. Helaas : er bleek nergens plaats in de reguliere opvangcentra. En dus verblijft Tony in de gevangenis. ‘In afwachting’, al zeven jaar intussen. Zoals Tony zijn er in Vlaanderen 965. Ze wachten. Op de juiste zorgen.

Hun gevangenistussenstop en criminele uitschuiver maken instellingen bovendien niet happig om ze op te nemen. Liever haasje-over naar de volgende op de wachtlijst. Nee, dat wil niemand hardop zeggen. Maar dat het gebeurt, weet iedereen. Al was het maar omdat ze verbaal hun mannetje niet staan, bij intakegesprekken. En net de dingen zeggen die ze beter niet zeggen.

Obra ontgrendelt

Was de gevangenis vroeger zo’n vergeetput voor geïnterneerden, sinds enkele jaren wordt hun de hand gereikt. Door Centrum Obra bijvoorbeeld. In de eerste plaats een dagcentrum dat volwassen gehandicapten opvangt in Evergem, maar sinds 2001 bekommert Obra zich met het project Ontgrendeld ook om de geïnterneerden in de Gentse gevangenis, specifiek om de verstandelijk gehandicapten onder hen. Het project is erkend, het krijgt subsidie voor zestien mensen. “In werkelijkheid begeleiden we er 37”, zegt Patrick Van Opstal, coördinator van het project, dat vorig jaar nog de prestigieuze prijs kreeg van de Liga van de Rechten van de Mens.

Wat Obra doet ? “De geïnterneerden begeleiden en activiteiten aanbieden. Ze voorbereiden op het leven na de gevangenis. Én ze helpen om uit de gevangenis te geraken, in nauw overleg met de psychosociale dienst en het zorgteam van de gevangenis, en de justitieel welzijnswerkers. We zoeken mee naar een oplossing : residentiële opvang, of ambulant via ‘begeleid wonen’, bijvoorbeeld. Onze activiteiten helpen ook om ze sociaalvaardig te houden, of te maken. Zodat ze in een instelling kunnen meedraaien. Zodat ze hun intakegesprekken beter voeren. We proberen ze ook, zijdelings, inzicht te doen krijgen in zichzelf, in de maatschappij. Geregeld trekken we naar buiten, bijvoorbeeld. We leren ze de tram te nemen, met geld om te gaan, in euro te rekenen. We proberen ze ook te doen inzien wat ze mispeuterd hebben – velen hebben niet eens door dat ze iets verkeerds hebben gedaan. We letten er ook voor op dat gedetineerden geen misbruik van ze maken. Dat gebeurde vroeger al eens : op hun lijst eten of sigaretten bestellen, bijvoorbeeld. Sommigen onder de geïnterneerden kunnen niet lezen of schrijven, hoe zouden ze dan merken dat hun lijst niet klopt ?”

Ze komen elke dag, de Obrabegeleiders. Tegen halfzeven al. Ze helpen de geïnterneerde aan te kleden en te scheren, als dat moet. Stimuleren ze om op te staan, een douche te nemen, ze bespreken de dag. In de voormiddag helpen ze de geïnterneerden in de werkateliers van de gevangenis. Concreet, in dit geval : gootbeugels monteren. Voor 40 stuks krijgen ze 0,54 euro. De namiddagen verschillen. Sporten, klusjes buitenshuis, uitstappen, gespreksgroepen.

Of, zoals vanmiddag, crea-atelier : drie uur lang creatief bezig zijn. Daan en ik mogen meekijken. Na een officiële toelating, foto, metaaldetector, en een handvol deuren die achter ons in het slot vallen. Het gevangenisgebouw is verrassend mooi. Gerenoveerd, pas vorig jaar nog. Glasramen, sierlijke art-nouveauleuningen. De penitentiaire beambten zien er niet kwaad uit, vriendelijk, joviaal zelfs. En toch snijdt het de adem af, zo’n bezoek aan de celblokken. Die plunjes, die grijze gevangenisplunjes doen het ‘m vooral. Denk ik. En die gretige gezichten die zich door de celraampjes wurmen.

Smyrnatapijt voor straks

Het is 13 u., beneden verzamelen alle gegadigden voor het crea-atelier. Onder hen : Bart. Torenhoog, helblauwe ogen, dertiger, luide stem, West-Vlaams accent. Hij komt meteen verontwaardigd op Patrick af. Dat hij het niet mag meenemen van de directie. “Wat mag je niet meenemen, Bart ?” Het cd-rek, dat hij aan het maken is tijdens de crea-ateliers. “Ik heb een brief geschreven. De afmetingen gegeven. Gezegd waarvoor het dient. Maar het mag niet.” Hij kijkt diep ontgoocheld. En vertelt het nog eens. De volgende drie uur in het atelier zwijgt hij amper. Gekscherend, declamerend, foeterend.

Helemaal anders gaat het bij Karel. In ijverige stilte concentreert hij zich op zijn smyrnatapijt. Garen per garen haakt hij erin. Even schrikt hij. “Heb ik deze twee groene verkeerd gestoken ?” Toch niet. Hij zucht opgelucht. Karel telt de dagen af. Vanaf september is hij weer een ‘vrij man’. Samen met Obra heeft hij een appartementje gevonden in Ieper, zijn thuisstad. Hij kan er begeleid wonen. Bovendien mag hij meteen aan de slag in de beschutte werkplaats, waar hij vroeger werkte. Hij glimlacht als ik erover begin, maar werkt wel verder. “Ik moet voortmaken, het is voor de gang in mijn appartementje. Ik verlang. Vooral om mijn petekind vaker te zien. Hij is de zoon van een collega in de beschutte werkplaats. Hij had geen peter, ik wou graag een petekind. Zo is het gegaan. Hij is vijftien intussen. ”t Is niet omdat je binnen zit, dat ik je laat vallen. Je bent en blijft mijn peter’, zei hij, voor ik naar hier kwam. Schoon, hé ? Ik heb een plan voor zijn achttiende verjaardag. Een grote fles vullen met muntstukken van twee euro. Ik heb het uitgerekend. Tegen 17 mei 2011 zou de fles vol moeten zitten. Weet je voor hoeveel geld er dan in zit ? Vierduizend euro. Dat zou mooi zijn, hé ?” Hij haakt verder. Twee groene, twee gele, twee groene.

“Ja, hij is dol op zijn petekind”, knikt Patrick. “Klinkt misschien wrang, maar we hebben wel onderzocht in hoeverre dat gezin van zijn petekind het goed meende met Karel. En niet uit was op zijn geld. Dat zijn nu eenmaal dingen die gebeuren. Daartegen willen we ze beschermen. Maar goed, dit was hier nu niet het geval. Bij Karel is autisme vastgesteld. Pas nadat wij gevraagd hadden om hem daarop te laten onderzoeken. Omdat we vermoedens hadden. Hij is vijftig, en dat was voordien nog niet vastgesteld, kun je nagaan. Die man loopt zijn leven lang al tegen de grenzen van zijn autisme aan. Die hoogst agressieve uitlatingen waardoor hij in de problemen is gekomen, die hadden misschien vermeden kunnen worden.”

“Hoe raak ik ooit nog buiten ?”

Hendrik en Bert timmeren enthousiast aan een poppenhuisje voor de kinderen in de bezoekersruimte. Hendrik plakt zorgvuldig blauwe, porseleinen hartjes op de randen. Jan werkt in stilte aan een pentekening. En dan is er nog Jurgen, de enige die ietwat verveeld voor zich uit staart. Drieëntwintig is hij. Grauwe teint, diep uitgesneden haarlijn, en gehavend gebit, de heroïne heeft zijn sporen nagelaten. Huiszoeking, opgepakt voor gebruik, ook voor dealen. “En daarvoor word je dan zot verklaard”, zegt hij kwaad. “Dat klopt toch niet ? Zomaar, baf, geïnterneerd. Hoe raak ik ooit nog buiten, nu ? Ik kan perfect zelfstandig leven nochtans. Sinds anderhalf jaar ben ik clean.” Begeleidster Chris nuanceert. “Ja. Maar elke keer je een lepel ziet liggen, buiten. Of een zilverpapiertje. Dan ga je toch altijd meteen kijken, hé, Jurgen. Dan komt alles meteen terug, nee ?” Jurgen knikt. Chris : “Bovendien moeten we nog studeren op je lezen en schrijven.” Neergeslagen blik van Jurgen. “’t Is waar. Ik kan niet lezen of schrijven. Er is nogal wat fout gelopen. Kansen vergooid. Maar ik ben het aan het leren.” Hij zucht.

16 uur. We ruimen op. Bart punt nog snel enkele kleurpotloden, voor straks in de cel – heeft hij toelating voor gevraagd. Druk gesticulerend zie ik hem de groep volgen, terug naar de cellen. De deur valt dicht. Ik ben weer buitenwereld.

Sinds de start van het project bekommerde Obra zich al om 261 geïnterneerden. Zesennegentig onder hen hebben de gevangenis intussen verlaten, de anderen zitten nog vast. Onder hen heel wat die dat zullen blijven, wellicht.

Obra, die zal ze blijven bezoeken.

www.obra.be

Om de privacy te beschermen, zijn de namen van de geïnterneerden gewijzigd.

Door Guinevere Claeys I Sneltekenaar Daan Rosseels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content