‘Kom binnen. Zet u. Een glas ?’ En zo gaat dat. Eerste gebod der gastvrijheid. De drempel over, een fles ontkurkt. Wijn. Bier. Water. Melk, n’importe. ‘Voel je thuis. Drink iets. Ik drink mee. ‘ De dorstigen laven, een werk van graag zien. Dat vooral. Een beetje voor God spelen ook, als je een dorstige een Westvleteren schenkt.

Een V8, fris uit de koelkast. In vliegende spurt naar mijn vader ermee, achter in de tuin aan het werk, in de zomerse hitte. In zijn pauze een groentesapje halen : mijn taak was het, en wat nam ik die ernstig. Misschien omdat wat volgde zo’n indruk op me maakte. Hoe hij de zweetdruppels van zijn voorhoofd veegde, het blikje er even over rolde, gretig het lipje eruit trok, en dan, de ogen dicht, in drie kolkende slokken het groentesap achteroversloeg, en hoe het daarna nog een halve minuut duurde voor hij zijn ogen weer opende. Een toverdrank, leek het.

De Spaanse schrijver José Bergamín noemde het de ultieme vervolmaking van sensualiteit : dorst hebben en drinken. Dat ene moment, die eerste slok, waarop de ogen vanzelf dichtgaan. Helaas talloze keren de vernieling in geacteerd door reclamespotfiguranten. Maar hoe dan ook ongeëvenaard.

Weinig zo verlammend als dorst. Niets, buiten (zielen)pijn dan, dat zo koppig weigert zich aan de kant te laten schuiven. Als er dorst is, dan is er niets anders. Geen plaats voor. Sophocles wist al : “Een dorstig man kun je alle kennis van de wereld schenken. Maar hij zal daar minder blij mee zijn dan met een drink.” Vandaar, eerste gebod der gastvrijheid : geef die vriend een glas. Dat er plaats is voor veel anders. En neem er zelf ook een. Voor die sensuele, dan toch zinnelijke verbondenheid.

Want samen genieten van een glas, dat schept, jawel, een band. Een haast gewijd bondgenootschap, zelfs, in het geval van een glas Westvleteren. Een terras vol dorstigen, die zich allemaal aan hetzelfde gegeerde mysterie laven : iets magisch heeft het. En toch dagelijkse kost in café In de Vrede, net naast de brouwerij in de Sint-Sixtusabdij. Het enige café, wereldwijd, waar Westvleteren geserveerd wordt. Mag worden. Een New Yorkse pub had ooit enkele kratten de grote plas over gesmokkeld en op de kaart gezet – tot 55 euro waren de liefhebbers bereid te betalen – maar werd al snel teruggefloten. De broeders van Westvleteren willen zelf en eigenhandig de dorstigen laven. Geen Westvleteren in de handel, dus. Alleen via rechtstreekse verkoop aan de abdijpoort (waarvoor gereserveerd moet worden via een biertelefoon), óf in huiscafé In de Vrede. That’s it, de productie is en blijft beperkt : niet meer dan zestigduizend kratten per jaar, ofwel 4750 hectoliter. Een druppel, in vergelijking met de jaarlijkse 120.000 hectoliter bij Chimay of Westmalle. Een beslissing die met andere woorden heel wat pruilende fans opleverde, zeker sinds het prestigieuze ratebeer.com Westvleteren 12 in 2005 uitriep tot het beste bier ter wereld. Maar de broeders weten wat ze willen : ora et labora. In een strak evenwicht, en nog het liefst in die volgorde. Eerst bidden, dán werken. Brouwen om te leven. Niet omgekeerd.

Nunc est bibendum

Goed. We willen mee de dorstigen laven op dit geestrijke topniveau. Naar Westvleteren, dus. Op een tweetal uur rijden van Brussel, diep in de Westhoek, ver bachten de kupe. En wat is hij adembenemend mooi, die kleine teen van België. Le plat pays ? Hier is ’t. Hier, waar de horizon nog bestaat. En je ’s winters de sneeuw hoort vallen.

Maar niet vandaag. Vandaag zijn we le quattorze juillet. De zon schijnt, de hop staat in bloei en de schreve is zo dichtbij dat we de sansculotten haast horen marcheren. Uitbater Philip De Backer leidt ons linea recta naar het terras. Praten is voor straks, nunc est bibendum. Bruin voor Daan, blond voor mij, een ’twaalf’ en een ‘zes’ (eigenlijk 10,6° en 5,8°). Ikzelf geniet van, aldus de kaart, “drie soorten hop uit eigen streek en een kruidige aroma” en laat de “geaccentueerde, bittere nadronk” op mij afkomen. Daan laaft zich aan “de zoetste van de drie, ook wel de Vlaamse Bourgogne genoemd, met een romig aroma en een uiterst rijk, karamelachtig, moutig smaakpalet”. Rondom ons een veertigtal (nu al, het is nog maar elf uur) gelijkgezinden, en mens, wat leidt een gedeelde Westvleteren tot ongeziene unité, égalitéen fraternité. Een geestrijke eensgezindheid, onuitgesproken zelfs. Alle neuzen in dezelfde richting. Ook letterlijk : turend over Flanders fields, en hun oorlogslitteken, ’t graf van duzend soldaten. Er wordt devoot gezwegen in gulle, walsende slokken.

De schuld van de hype

Een dame naast ons richt de blik met een gelukzalige zucht iets hoger. “Het spel van de wolken”, glimlacht ze. “Nergens dansen de wolken zo mooi als hier.” Ze komt uit Antwerpen. “Het is mijn moeder die er me als kind attent op maakte. Toen al kwamen we jaarlijks naar hier, als we met vakantie aan zee waren. Ik ben het altijd blijven doen, ook met mijn eigen gezin. De streek is fantastisch, en een Westvleteren, tja, dat is met niets te vergelijken.” Haar man knikt. “En tegenwoordig moét je wel naar hier komen om het te drinken. Vroeger, lang voor de hype, kon je hier gewoon aan de poort zoveel kratten kopen als je maar wou. Nu moet je via die biertelefoon. Die altijd bezet is. Ik heb het al vele ochtenden geprobeerd. Constant, met twee telefoons : bellen, inhaken en opnieuw bellen. Het is me nog nooit gelukt om binnen te geraken. Spijtig. Bijzonder spijtig. En jammer dat het zo moest lopen. Nu, ik snap wel dat het voordien ook niet ideaal was. De files hier werden kilometerslang. En dan gebeurde het nog dat er voor de laatste in de rij geen bier meer was, na zes uur wachten soms. De hype. Alles de schuld van de hype.”

Ik begrijp wat hij bedoelt. Ik heb het ook enkele ochtenden volgehouden. Bellen, opnieuw bellen, nog eens proberen. Een gekkenwerk, dat ik tot nog toe enkel voor een ticket Tom Waits had willen volhouden. Maar zoals toen, ook nu : tevergeefs. Een loterij, die bierlijn.

Rome, Amsterdam, Westvleteren, Parijs

Philip De Backer is er niet zeer rouwig om : des te meer fans in zijn café. In de Vrede kwam er snel na de oprichting van de abdij in 1831. Aanvankelijk als gastenverblijf voor de vrouwen, terwijl hun man op retraite was in de abdij. Later en al snel werd het een drukbezocht café. Elke dag serveert Philip hier enkele honderden Westvleterens. Hij, en zijn vijftienkoppige team. Een rustige dag, noemt hij het vandaag. En dat terwijl het terras vol zit (zo’n kleine honderd man) en het binnen ook al voor drie derde dicht zit. De diensters rennen heen en weer : Westvleterens (alcoholisch is er niets anders), vaak met boterhammen met paterskaas. Onder hen Anita Notredame, die hier al 22 jaar de dorstigen laaft. Het gros van de klanten kent ze bij naam en toenaam. Al stappen elke dag ook heel wat buitenlanders binnen. Australiërs zelfs. En veel Amerikanen ook. “Blijkbaar staat Westvleteren steeds vaker als vaste stop ingepland in hun Europareis. Kun je het je voorstellen ? Rome, Amsterdam, Brussel, Westvleteren, Parijs, Madrid … Een hele dag trekken ze uit om naar hier te komen. Ongelooflijk toch ?”

Comtemplatieve nadronk

Ik leer een Westvleteren katholiek in te schenken. Zachtjes eerst, schuin, langs de rand. Daarna voluit, flesje verticaal en hoog boven het glas. De klassieke trappistenmanier. Ik heb het vast. Een nog triest schuimkraagje bij de eerste wel, daarna vrolijke, volslanke cols. En wat een popelende glimlach bij de klanten, telkens je hun de trappisten voorzet. Ook opvallend : al komt ‘de twaalf’ van Westvleteren niet zacht aan, toch blijft het stil en sereen. Nogmaals, de dorstigen laven zich hier niet zoals elders. Drinkend richt je hier de blik naar binnen, of zet je hem op oneindig en bekijk je de zaken vanuit vogelperspectief. Bidden ? Nee, klinkt te kneuterig. Maar het lijkt erop. De horizon laat hier de aarde de hemel kussen. Misschien is het dat beeld dat inspireert om de aardse geneugten aan hemelse mijmeringen te koppelen. Misschien. Of het is simpelweg iets in het bier zelf, dat zorgt voor deze contemplatieve nadronk.

Zou kunnen. Want volgens Bob, een amateur-brouwer uit het Nederlandse Almere en trouwe stamgast van In de Vrede, schuilt het geheim van Westvleteren in het grondwater. “Ik probeer het al jaren na te brouwen. Ik heb de ingrediënten, de gist, en toch krijg ik de smaak niet te pakken. Het grondwater, daar ligt het aan volgens mij. Ik vermoed dat het hier een ietwat ziltere smaak heeft.” Bob en zijn vrouw Hetty zijn bij de gelukkigen. Dat wil zeggen : ze zijn binnengeraakt. “Met tweeën waren we aan het bellen, die ochtend. Bijna gaven we de hoop op. Tot ik in plaats van de bezettoon een ‘stichtelijk’ muziekje kreeg. Dat was nieuw. Ik tegen Hetty : ‘Ik heb een muziekje !’ En toen kwam de pater aan de lijn, die mijn nummerplaat noteerde en me zei op welke dag en welk uur ik mijn twee kratten mocht komen halen.” Vandaag is dat. Straks. Om kwart na twee. Het koppel glundert.

“Geen bakje op overschot ?”

Het moment suprême komt eraan, ik rijd even mee. Vijftig meter verder, naar een zijingang van de abdij. Een korte rij staat er al aan te schuiven, zo’n tien auto’s. Eén broeder, jong nog, komt telkens met twee kratten aangekruid, streept de nummerplaat weg op zijn lijst, laadt de kratten in en int. Cash, bancontact kan ook. Een auto probeert het zonder reservatie. “Toevallig geen bakje op overschot ?” De broeder glimlacht minzaam, maar schudt streng het hoofd. Beteuterd rijdt de Volvo weg. Terwijl we wachten, horen we in het radionieuws hoe InBev net Anheuser-Busch heeft opgedronken, en vanaf nu wereldwijd de grootste bierbrouwer is. Het is een hoogst ironische voice-over bij het beeld hier : een broeder in zijn pij, op sandalen, die in zijn eentje op en af loopt met maximaal twee kratjes van ”s werelds beste bier’. Verder nog Westvleterennieuws :’s lands bekendste fan zit in moeilijkheden. Vanavond laat zal hij het ontslag van zijn regering indienen. Ook opvallend in het nieuws : in Elsene is een groep papierlozen aan een dorststaking begonnen. Ze zullen het een week volhouden.

Vijf liter, elke dag

Het valt op. Dorst is in. Of beter : de dorstigen (de echte dan) laven. Met water vooral. Zelden is water zo hot geweest. Het heeft een eigen expo in het Hasseltse Z33, is het thema van de Wereldtentoonstelling in Zaragoza, werd geadopteerd door een warme kerstactie van Studio Brussel, de watersommeliers rukken op en David Beckham wil zijn eigen watermerk. Onder meer in Peking patrouilleert bovendien een heuse waterpolitie om te zien of niemand op illegale wijze water tapt. En om zelf water bij te tanken, dwingen ze er de hemel met behulp van een kanon krokodillentranen te huilen.

Jaarlijks sterven zo’n 3,5 miljoen mensen uit gebrek aan zuiver water. Al is dat probleem van schoon water natuurlijk even oud als de mens zelf. De reden ook waarom bier in de middeleeuwen geneeskrachtige eigenschappen werd toegeschreven. Water uit de grachten bulkte van ziektekiemen. De pest, cholera … Dankzij het kookproces was bier ziektekiemvrij, een veilig alternatief dus. Nergens werd overigens zoveel bier gedronken als binnen de abdij- en de kloostermuren, lange tijd mocht alleen de clerus bier brouwen. Kloosterlingen zouden officieel recht hebben gehad op een vaste dagelijkse hoeveelheid bier, sommige bronnen spreken van vijf liter. Een geestrijke drank, jazeker. Of zoals een van de spreuken aan de muur van In de Vrede, geschreven door een broeder zelf : ‘Ons Heerke veranderde water in wijn. Zou bierke drinken dan zonde zijn ?’

Liquid lunch

Na de tocht met Bob en Hetty ga ik door met dorstigen laven (Daan met drinken). Antwerpenaars, Limburgers, Nederlanders, Fransen ( la douze, s’il vous plaît), Italianen, Oostenrijkers, en Britten die Westvleteren liefkozend hun liquid lunch noemen. Het heeft iets van een bedevaartsoord soms, zeker voor hen die het bier voor het eerst aan de lippen zetten. Volgens Philip gebeurt het overigens wel vaker : een oudere bekeerling die huiswaarts keert zonder wandelstok. Mirakelbier.

Zelfs kinderen voelen de magie. Alleen paterskaas en een frisdrankje voor hen, maar de devote sfeer ontgaat ze niet. In het gastenboek lees ik tussen de ‘ great beer‘-kreten, een stille wens van de tienjarige Ruben. “Ik zou graag alles hebben van Club Brugge. En het liefst van al zou ik altijd bij mijn papa wonen.” God is hier vlakbij, voelde hij. Misschien leest hij mee.

www.indevrede.be – www.sintsixtus.be

Door Guinevere Claeys I Sneltekenaar Daan Rosseels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content