Antigone had er haar leven voor over. Onlangs nog voedde het een grandioos scenario van een Amerikaanse successerie. En sinds de International Funeral Awards heeft het zijn eigen oscars. Het meest grauwe, maar wellicht ook meest tijdloze onder de werken : de doden begraven.

De laatste keizer van China treedt af. De Titanic zinkt. En Etienne wordt geboren. In een groen gehucht in West-Vlaanderen. Hij is twee als een oorlog uitbreekt. Achtentwintig als zo’n tweede oorlog langsraast. Hij wordt vader, acht keer. Hij zwaait een eeuw en een millennium uit. In juni 2008 sterft hij. Zijn leven geleefd, 96 jaar lang.

En dan is het aan hem. De man die de doden begraaft, wordt gebeld. Hij komt het lichaam ophalen. “In een eenvoudige transportkist. Rechtstreeks, zonder lijkzak. Die haal ik nooit boven op dat moment. Nooit. Het geluid van de rits is ondraaglijk voor familieleden. Sommigen houden daar wellicht geen rekening mee. Ik wel. Je hebt geen idee hoe gruwelijk dat geluid kan zijn. En hoe belangrijk het is voor het rouwproces dat al die handelingen sereen verlopen.”

Daarna verzorgt hij het lichaam. Hij wast. En masseert, tegen lijkstijfheid. Pijn- en afscheidsgrimassen probeert hij van het gezicht te halen. Hij legt de dode op een inox tafel, dekt het lichaam gedeeltelijk af met lakens, schikt bloemen op ‘het bed’, slaat een nieuw rouwboek open bij de deur, en zet een balsemende Bach op.

Het is een vak, de doden begraven. Een werk van barmhartigheid ook. Het was paus Innocentius III die het in de dertiende eeuw aan het lijstje van de werken van barmhartigheid toevoegde. De pest woedde volop toen. De doden begraven, was een moedige daad. En, dat vooral, van levensbelang.

Al gold het uiteraard al langer als een barmhartig werk. Antigone zette tenslotte haar leven op het spel om haar gesneuvelde broer te kunnen begraven. Tegen de wil van haar toekomstige schoonvader, koning Creon, die koppig weigerde een vijand dat eerbetoon te gunnen. Ondanks de dreigende woorden van zijn raadsman : “Geef de dood wat hem toekomt.” Of neem de smeekbede van de koning van Troje aan de voeten van aartsvijand Achilles, de moordenaar van zijn zoon Hector. Alle trots liet hij varen – en dat wou wat zeggen in Homerische tijden. Of hij Hectors lichaam niet mocht meenemen. Om hem te begraven. Niets zo mensonterend als een levensverhaal zonder helend slot.

Izegem. Funerarium Depoorter.

De doden begraven, het is een barmhartig vak gebleven. Alvast bij Peter Depoorter. Eenendertig is hij, nog maar. En in het hart van het West-Vlaamse Izegem baat hij een ambitieus en opvallend stijlvol funerarium uit. Zoals zovele begrafenisondernemers – de talrijke Vercruysses in het vak alleen al – werd hij in de uitvaartwereld geboren : eerst zijn grootvader, dan zijn vader, nu hijzelf. “Ik heb altijd geweten dat ik dit ook wou doen. Moeilijk uit te leggen waarom. Veel mensen vinden het een lugubere job. Of een weerzinwekkend idee om dag in dag uit met de dood te maken te hebben. En met verdriet. Ik vind het vooral een schoon werk. Net omdat je in dat verdriet iets, zelfs veel kunt betekenen. Als begrafenisondernemer verschijn je ten tonele als mensen het noorden kwijt zijn. Als je op dat moment een ankerpunt bent en de beslommeringen overneemt, zodat ze kunnen focussen op datgene waarop moet gefocust worden. Ja, dan kun je toch veel betekenen. Ik weet ook wel dat ons vak een slechte reputatie heeft : profiteurs, die geld slaan uit verdriet. Jammer. Met de hand op het hart, dat doe ik niet. Ik raad het de familie bijvoorbeeld altijd af om nog de dag zelf de kist te kiezen. Door de emoties vergalopperen ze zich meer dan eens, en hebben ze er nadien spijt van.”

En toch speelt de commercie ook in de uitvaartwereld uiteraard steeds vaker op. De intrede van uitvaartmultinationals zou daar niet weinig mee te maken hebben. Tegen de totaalpakketten die zij in eigen beheer aanbieden – van kisten, over begrafenisceremonies, crematies, rouwmaaltijden tot uitvaartverzekeringen – zouden de kleine familiebedrijven niet op kunnen. De wedren is ook hier volop bezig, dus. Al hebben de familiebedrijven in dit land voorlopig nog verreweg het overwicht. “Ik heb trouwens het gevoel dat begrafenisondernemers die zich bij een multinational aansluiten, er snel spijt van krijgen. Ze hebben plots veel minder vrijheid. Daardoor kunnen ze bijvoorbeeld minder flexibel zijn : de familie Ć©nkel toelaten tijdens de openingsuren van het funerarium, ik zeg maar iets. In de praktijk is dat hard. Mensen weigeren om bij hun overleden familielid te zijn, ik kan dat niet. Al is het ’s nachts, dat meen ik. Is dat rendabel ? Nee. Maar de dankbaarheid is des te groter. En als je dan toch in zakentermen spreekt : dat rendeert op de duur wellicht mĆ©Ć©r.”

“Stervenden ? Neen. Doden ? Geen probleem.”

Peter vertelt het terwijl hij ‘de kamer’ van Etienne nog eens streng inspecteert. Hij herschikt de bloemen. Legt de tekening van het achterkleinkind opnieuw netjes op het rouwboek. Trekt de hemdsboorden van Etienne recht. En knikt. Straks is er nog een klein afscheidsgebed met de familie. Daarna volgt de kisting. Morgen de begrafenis. “Het wordt toch wel tijd”, zegt Peter. “Veel langer kan ik het lichaam niet mooi bewaren.” Is dat het lastigste onderdeel van de job ? De lijkverzorging ? “Nee, daar haal ik net veel voldoening uit. Het is aan mij om de familie een mooie laatste aanblik van hun overledene te geven. Een eervolle taak, vind ik.”

Hij neemt me mee naar de opbaarkamer en legt uit wat bij zo’n lijkverzorging gebeurt. Hij vertelt het rustig, nauwgezet. Hoe hij eerst grondig wast. Met koud water, belangrijk, tegen de bacteriĆ«n. Hoe hij daarna zorgvuldig afdroogt – tegen schimmels. “Ik heb een afzonderlijke wasmachine gekocht voor mijn handdoeken hier. Het is toch net een stap te ver om ze bij mijn eigen was te gooien. En naar de wasserette kan ik er ook al niet mee : heel Izegem kent mij. Niemand zou daar nog zijn was willen doen.” Hoe hij verder alle holten, boven- en onderaan, volstopt met watten. Hoe je daarbij via de neusholte verder raakt dan via de keelholte. Hoe hij de mond dichtnaait : onder de kin te beginnen, dan zie je het niet. Hoe hij klepjes – “deze hier” – onder de oogleden stopt, zodat ze mooi bol blijven. Dat het voorts niet evident is om de handen van een vrijzinnige mooi gelegd te krijgen. “Gekruist blijven ze beter liggen.” En hoe hij soms, een vochtophoping moet leegzuigen.

Hij stopt even en kijkt me aan. “Lukt het ?” Ik knik. Het heeft niets gruwelijks of sensationeels zoals hij het vertelt. Of hij het daar dan zelf nooit lastig mee heeft gehad ? “Nee. Misschien omdat ik het van kleins af heb gezien ? Wat ik dan weer niet zou kunnen : stervenden begeleiden. Voor palliatieve werkers heb ik ontzettende bewondering. Nee, dat gaat mijn petje te boven. Maar met doden werken ? Dat lukt perfect.”

Every day above ground, is a good one

Dat we blij mogen zijn dat ze er zijn, denk ik de hele tijd. Mensen die hun leven aan dit werk willen wijden. En dat graag en goed doen. Zeker in tijden waarin we liever ontkennen dat hij bestaat, de dood. En hem het liefst in die existentiƫle blinde vlek mikken. Al lijken de dood en het begrafenisvak tegenwoordig heimelijk weer in the picture te schuifelen. Zelfs, zowaar, in hippe lifestylekringen. Weekend Knack-journalist Jesse Brouns sprak van een heuse mausoleumtrend op de laatste designweek in Milaan. De Soul Ash Solace-doodskist van het label Maximaldesign bijvoorbeeld. Een kist van karton en papier-machƩ, milieuvriendelijker om te verbranden dan zijn houten voorgangers. Op de kist : een kleine roestvrijstalen asurne in zandlopervorm, die mee het vuur ingaat. Dat levert een patina en dus extra symboliek op. Een opvallend object hoe dan ook op een beurs over het volle leven.

Zou die Amerikaanse successerie Six Feet Under er iets mee te maken hebben ? Met dat grandioze scenario over het wel en wee van een familie begrafenisondernemers ? De dood als vast decor garandeert mooie dubbele bodems, slim bekeken van de schrijvers. Every day above ground is a good one, luidt de tagline van de serie. Een andere, minder ginnegappend : Everything. Everyone. Everywhere. Ends. Nog zo Ć©Ć©n : When death is your business, what is your life ? Peter haalt de schouders op. “Mocht mijn job me zo constant in filosofische vervoering brengen, het zou niet leefbaar zijn, denk ik. Als ik werk, draai ik een knop om. Dat moet. Anders zou ik op de duur alles kapot relativeren. Soms lukt dat niet, hoor, die knop omdraaien. Toen ik mijn beste vriend onder handen kreeg, bijvoorbeeld. Of als ik een kind moet ophalen. Dan mag je nog zo professioneel zijn. Daar lig je van omver. Of soms, als ik mensen in de kamer bij de overledene hun onmacht hoor uitschreeuwen tot vooraan in mijn bureau, ook dat is slikken. Soms zijn het woede-uitbarstingen. Onlangs nog, bij iemand die uit het leven was gestapt.” En toch. Op de vraag of hij zijn eigen vader of moeder zou kunnen opbaren. “Absoluut. Ik mag er niet aan denken dat iemand anders het zou doen.”

Afscheidsgebed en kisting

Het loopt tegen zessen. De familie van Etienne komt aan voor het afscheidsgebed. Ze verzamelen bij hem, in de kamer. Peter zet een cd op : een diepe mannenstem draagt een tekst voor van Annie M.G. Schmidt. Daarna leest Peter zelf enkele bezinningsteksten voor en bidt de familie samen een onzevader. Er wordt nog een concerto lang gemijmerd. En ze vertrekken weer.

Peter trekt een witte schort aan en rolt Etienne naar de opbaarkamer. Hij haalt de lakens en de bloemen van de inox tafel. Verwijdert de lijkzak, die tot het middel was opengeritst. Bevestigt een gordel onder de schouders en onder het middel. Legt in de kist een nieuwe lijkzak klaar. ‘Takelt’ hem via een kraansysteem omhoog van de tafel, en wat verder weer omlaag in de kist. Hij neemt een chirurgisch mesje en haalt voorzichtig de pacemaker uit, want die verstoort de crematiecomputers. Hij legt het kleine, kranige rondje even op het lichaam van Etienne : een aanblik die me voor het eerst vandaag doet wankelen. Daar ligt het, verslagen : het mechanische hart dat een tweede leven lang hand in hand met het echte had geklopt.

Peter werkt rustig alles af. Plakt de holte weer zorgvuldig dicht. Kijkt of Etienne mooi in het midden van de kist ligt. Ritst de lijkzak dicht, en schroeft er het deksel op. De kist rolt hij in de koelruimte. “Morgen haal ik hem er al om 6 uur uit. Zodat de kist voldoende ontdampt is voor de begrafenis.” Het volgende halfuur maakt hij de kamer schoon, en de inox tafel. Daarbij vernieuwt hij tot drie keer toe zijn plastic handschoenen. We gaan nog naar de kamer van Etienne. De kaars wordt vervangen. Een nieuw rouwboek opengeslagen. Alles ligt alweer piekfijn en klaar. “Je weet nooit wat er vannacht gebeurt.”

Het strakke interieur met de olijfgroene kleur en de beelden van JosĆ© Vermeersch, maken dit een opvallend funerarium. Opvallend hedendaags, vooral. Dat en zijn nauwgezette service, leverden Peter Depoorter twee jaar geleden de International Funeral Awards op. Want die bestaan, jawel. De oscars, zoiets, van de uitvaartsector in BelgiĆ«, Nederland en Duitsland. Ontzettend veel belang hecht Peter er niet aan. “Al wil het toch wel wat zeggen, wellicht.”

Kortrijk, 19.30 – 22.30 uur, avondcursus begrafenisondernemer

Het is bijna zeven uur. We vertrekken naar Kortrijk waar Peter bij Syntra-West avondles geeft aan toekomstige begrafenisondernemers. Om je te vestigen als begrafenisondernemer, moet je een tweejarige opleiding doorlopen. Een jaar theorie en een jaar praktijk. Ik volg vanavond een herhalingsles mee, binnenkort is het examen. Een vijftiental cursisten zit er. Een jong koppel uit Gent. Tot voor kort baatten ze een krantenwinkel uit, binnenkort willen ze een funerarium openen. Hij werkt al langer op losse basis voor een begrafenisondernemer, zij moet nog wennen aan het idee. Er is een dame die sinds kort samen is met een begrafenisondernemer, en haar partner beter wil kunnen helpen. Onder de cursisten ook enkele palliatieve werkers, om concrete vragen van familieleden van patiƫnten te kunnen beantwoorden.

Er komt bij de theorie nogal wat erfrecht kijken, zo blijkt. En wetgeving. Over de lijkbezorging, het vervoer, concessies, ontgravingen, en wat allemaal meer. Er wordt heftig gediscussieerd ook. Over de ‘onkiese’ huurmogelijkheid van rouwclowns, bijvoorbeeld. Over de bodemgesteldheid van begraafplaatsen – “leiden de vele chemobehandelingen niet tot bodemvergiftiging ?” “Zijn crematies niet ontzettend milieubelastend ?” Tot : “Hoelang blijft een lijk bewaard in een grafkelder ?”

Twee jonge kerels ook onder de cursisten. Een twintiger, en (nog net) een tiener : negentien. Ook zij : zonen van begrafenisondernemers. De negentienjarige : “Als klein kind keek ik al mee toen mijn vader de lijken verzorgde. Ik heb daar nooit problemen mee gehad. Al van mijn zestiende ga ik geregeld mee om lijken op te halen. Binnenkort werk ik voltijds mee. Het is een triestig, maar een schoon werk. En afwisselend. Mijn broer interesseert het dan weer totaal niet. Hij wil er zo weinig mogelijk mee te maken hebben. Zo zie je maar.” Weer tot zijn vriend. “Heb ik je al verteld over dat verdachte overlijden, dat we vorig weekend meemaakten ?” In een restaurant, zo blijkt. “Getuigen hadden zijn glas water vreemd zien borrelen.”

Het is pauze. En het is genoeg geweest. Ik stap naar buiten, wandel naar de auto. In een van de tuinen ernaast zijn kinderen een balletje aan het trappen. Ze joelen. Ik blijf staan en luister gretig.

Door Guinevere Claeys I Sneltekenaar Daan Rosseels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content