Onder collectioneurs van vintagedesign klinkt de naam van Friso Kramer (86) tot in Parijs. We polsten deze pionier van de Nederlandse industriële vormgeving over zijn eigen revival.

Nederlandse designers maken niet voor het eerst internationale furore. Begin twintigste eeuw zette Gerrit Rietveld met zijn rood-blauwe fauteuil en Mart Stam met zijn achterpootloze stoel de meubelkunst op haar kop. Ook na Wereldoorlog II ontpopte er zich een dynamische design-scène met ontwerpers als Martin Visser, Cees Braakman, Kho Liang Ie en uiteraard Friso Kramer. Merken als ’t Spectrum, Pastoe, Ahrend en Gispen, om er enkele te noemen, brachten vooruitstrevend design op de markt, dat nu over de hele wereld wordt herontdekt door designantiquairs. Sommige ontwerpen uit die pionierstijd zijn nog in productie, zoals de beroemde Revolt van Friso Kramer. Die stoel kreeg extra internationale belangstelling nadat hij werd gepubliceerd in de stoelenbijbel van Charlotte en Peter Fiell, 1000 Chairs, uitgegeven door Taschen, waarin Kramer schouder aan schouder staat met de grootste designers van de vorige eeuw. De Revolt was al een succes in 1954 op de designtriënnale van Milaan. In het Taschenboek wordt Kramer geprezen als de Nederlandse Jean Prouvé, ooit de beroemdste industriële designer van Frankrijk.

Hoe bent u in dit vak gerold ?

Friso Kramer : Dat was geen evidente keuze, bovendien zat de tijd niet mee. Toen de oorlog uitbrak in 1940 was ik achttien, ik had net de gelegenheid gehad om me te melden op de kunstnijverheidschool. De directeur was niemand minder dan Mart Stam, die kwam uit de Bauhaustraditie. Mijn vader kwam uit een heel andere wereld : hij was de bekende architect Pieter Lodewijk Kramer, een van de monumenten van de Amsterdamse School. Toen Stam me bij onze eerste kennismaking vroeg of ik wat kon laten zien, toonde ik hem potloodtekeningen, van monogrammen die ik voor vrienden maakte. Stam bekeek ze en zei : “Dit is helemaal de Amsterdamse School.” Ik dacht : ik zit gebeiteld, het is voor elkaar en kan beginnen op de school. Maar hij antwoordde : “Dat slaan we er wel uit.” Het was helemaal niet als compliment bedoeld.

U bent dus een leerling van de beroemde Stam.

Door hem ging ik beseffen dat je meubelen ook kon ontwerpen en perfectioneren, zoals hij zelf deed. Op die manier optimaliseer je de bruikbaarheid. Vroeger zag ik meubelen als een onderdeel van een interieur, niet als losstaande objecten. Ik dacht ook dat je wel befaamd kon worden als architect, maar niet als meubelontwerper. Ik begon Stam als een industriële ontwerper te zien, zoals je die toen al had in Amerika. Maar we zaten midden in de oorlog. In 1943 staakte ik mijn opleiding en kwam in contact met het verzet waarvoor ik documenten nabootste, omdat ik zo goed en precies kon tekenen.

In 1947 begon u bij De Cirkel, een fabriek van stalen meubelen.

Ik was daar al een tijdje aan het werk toen ze bij de firma Ahrend, die gelieerd was aan De Cirkel, vaststelden dat ik met iets in de krant stond. Dat trok de aandacht. Ondertussen ondervond Ahrend concurrentie van een stoeltje dat door Gispen werd ontworpen en vroegen ze me wat ik daaraan kon doen. Ik wees hen erop dat het stoeltje van Gispen nogal zwaar en massief was en zei dat je het ook van staalplaat kunt maken, waardoor het heel licht zou worden.

Zo ontstond de Revoltstoel met het U-profiel, waarvan het concept in drie dagen klaar was als schets. Op dat moment las ik in de krant dat de sterren mij voorspelden dat ik met iets bezig was dat me nog vele jaren plezier zou geven : en dat klopte, want de Revolt blijft tot op vandaag een succes.

Wat maakte de Revolt zo apart, en hoe kwam u bij die naam ?

De bedoeling was een comfortabele, lichte en moeilijk na te bootsen stoel te produceren. Want de concurrentie moest een fortuin aan gereedschap uitgeven om die na te maken, een buismeubel of massief metalen meubel is gemakkelijker te vervaardigen. Je verwarmt het metaal om te plooien, met plaat kan dit niet. De platen worden geperst en dan in een vorm geforceerd. Daarom was de stoel een sensatie in Milaan. Nadien bedacht ik er ook een tafel en zelfs een tekentafel bij. In die tijd was het de gewoonte om producten een nummer te geven, maar omdat die stoel een totaal nieuwe ontwikkeling was, koos ik voor een naam die verwijst naar revolte. In 1958 ontwikkelde ik dan ook een andere reeks, de Resultstoel en de Repose-fauteuil.

Dat was een inspirerende periode.

Zeker, want ik kreeg bij De Cirkel ook de gelegenheid om alle beurzen te gaan zien, van Milaan tot in Berlijn. De baas zei : “Je hoeft niet op kantoor te zitten, je kunt beter rondlopen.” Ik ging zelfs naar congressen in Londen en leerde er collega’s kennen uit Japan waarmee ik bevriend raakte. Omdat ik meer wilde ontwerpen dan ik kon in het bedrijf, verliet ik Ahrend en richtte toen het ontwerpbureau Total Design op. We werkten onder meer voor Wilkhahn, Nufa en Organon. Ik ging ook werken voor De Bijenkorf waar Martin Visser meubelinkoper was. De Bijenkorf bracht van alles op de markt van een internationale groep ontwerpers, zelfs Gio Ponti maakte daar deel van uit.

Ondertussen zijn sommige van uw

ontwerpen aan een comeback toe.

In de jaren negentig werd ik weer stafmedewerker van de raad van bestuur van Ahrend. Dat resulteerde uiteindelijk in het opnieuw in productie nemen van de Revolt. Ik had er wel het een en ander aan verbeterd. Er zijn trouwens plannen om nog meer opnieuw uit te geven, ook een tafel en een kapstok. Zelfs sommige meubelen van mijn vader zouden we opnieuw kunnen maken. Maar ook dat is technisch vrij complex. We hebben dus nog toekomstplannen.

Door Piet Swimberghe Portret Michel Vaerewijck Productfoto’s Joop Schot, City-Furniture, Furniture-

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content