Als dat zondag maar goed gaat. Nogal wat stemcomputers schijnen immers te dateren uit de tijd dat Bill Gates nog aan MS-DOS sleutelde. De ondingen zien ook zelden het daglicht, en dus is het volgens experts niet uitgesloten dat enkele onder hen dit weekend finaal tilt slaan.

En zeggen dat sommige kiezers van mening zijn dat we in dit land te váák naar de stembus moeten. Dat een terrasje aan zee of een weekendje in het buitenland leuker zijn. Nochtans zijn legislaturen van vier of vijf jaar in de onvoorspelbare wereld van vandaag even snel passé als een pc, en beginnen vele zwevende kiezers daags na de stemming al aan een nieuwe ballonvaart. Bovendien doen al die verkiezingen wonderen voor het buurtleven. Bij mij in de Marollen lijkt de electorale hoogmis in ieder geval op een wijkfeest : de ganse buurt is op pad, de horeca doet gouden zaken, en tegen de tijd dat de bureaus het licht uitdoen, is meer dan één burenvete bezworen.

De politiek kan alvast niets verweten worden. Die doet meer dan ooit zijn best om de kloof met de burger te overbruggen. Het nieuwste middel daartoe is een breedbandverbinding, want tegenwoordig zit het Wetstraatvolkje massaal op Facebook, Twitter en andere socialenetwerksites. Dat lijkt pure noodzaak, want volgens Microsoft zal de gemiddelde Europeaan volgend jaar al meer tijd op het internet doorbrengen dan voor zijn tv-toestel. Wie de kiezer wil treffen, moet dus langs zijn modempoort passeren.

Op het eerste gezicht biedt al die internetactiviteit heel wat voordelen. Zo bevordert ze onder meer de kansen van minder bekende of financieel zwakkere kandidaten, die dankzij hun Facebookprofiel en Twitteraccount meteen een grote groep mensen kunnen bereiken. Welwillende journalisten of een flink gespijsde campagnekas zijn niet eens meer nodig. Net als het overvloedige verkiezingsdrukwerk, goed voor 450 ton papier en een CO2-uitstoot die volstaat om tweehonderd Atomiumbollen te vullen.

In praktijk zal het zo’n vaart echter niet lopen. Politici die het zich kunnen permitteren, zullen oude en nieuwe communicatiemiddelen eerder combineren dan ze tegen elkaar af te wegen, en ook over dat communiceren moeten we ons geen illusies maken. Populaire namen als Inge Vervotte of Freya Van den Bossche hebben al 4300 Facebookmaatjes, de kans is dus klein dat ze u ’s ochtends bij de koffie een persoonlijk bericht sturen of een echt gesprek willen aanknopen.

Zoveel informatie valt er trouwens niet te rapen : foto’s met kleinkinderen of een Twitterbericht over de vorderingen in de keuken benadrukken dan wel het gewone en het menselijke van al die kopstukken, ze leren ons nauwelijks meer dan hun verschijning in programma’s als De slimste mens of De laatste show. Integendeel, daar kunnen we tenminste nog hopen op een spontane reactie of een onverwachte uitschuiver.

De jacht op de kiezer wordt trouwens niet online beslist. Twitter, Netlog, YouTube en zelfs Facebook trekken tot nader order vooral jongere gebruikers aan, een leeftijdsgroep die Barack Obama wel mee aan de overwinning hielp, maar in ons kiessysteem lang niet dezelfde impact heeft. Bovendien is onze handel en wandel op socialenetwerksites, in tegenstelling tot de stemming, allesbehalve geheim. Onder meer op Facebook kan iedereen zien van wie we een vriend of fan zijn. Politici die via Facebook nieuwe kiezers willen bereiken, zijn er dan ook aan voor de moeite. Uitgerekend hun sociale karakter maakt van socialenetwerksites een zwak campagnemiddel.

Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content