“Straks komt papa je halen”, zei mama, toen ze haar vijfjarige dochtertje samen met haar babyzusje van drie weken achterliet in het centrum van Rio. Maar papa kwam niet. En mama ook niet. Het waargebeurde verhaal van Dalila Gerlani (40), die in Rio de Janeiro drie opvangtehuizen voor verlaten kinderen oprichtte.

De zuigeling begon na een paar uur zo door te wegen, dat het vijfjarige meisje de baby aan de eerste de beste vrouw gaf. Daarna doolde de kleuter op straat, leefde van wat ze kreeg en van wat ze vond. Later werd ze opgepakt en in een weeshuis ondergebracht, maar ze liep weg. Ze verstopte zich in een busdepot, waar ze achter een muurtje op de grond sliep als een wilde kat. Er kwam pas een sprankeltje hoop toen ze voor een dame wat klusjes mocht doen. Het begon met het vegen van de stoep, maar langzamerhand veranderde haar leven.

“Na een paar jaar mocht ik zelfs mee naar school met het dochtertje van die mensen”, zegt Dalila met een voorzichtige glimlach. “Dat kind was echt een verwaand nest. Ze liet mij haar boekentas dragen en haar huiswerk maken, maar dankzij haar kon ik toch maar mooi naar school. Ik mocht er alleen maar luisteren want er was geen geld om schriften te betalen. Ik was echter leergierig genoeg om er veel van op te steken.”

‘De kleur van honing’, over uw leven als straatkind, schreef u niet zelf. Hoe is dat boek er gekomen ?

Dalila Gerlani : In Rio ontmoette ik Isabelle Girard, een Franse journaliste die twee Braziliaanse kinderen had geadopteerd. Ze wilde dat ik mijn verhaal vertelde tijdens een interview, maar dat lukte niet. Telkens als we het probeerden, barstte ik in tranen uit. Op een dag gaf Isabelle me een bandrecordertje mee. “Doe maar rustig aan.” Geen vragen, gewoon praten op momenten dat ik dat wilde. In gulpen kwam het eruit, drie cassettes vol. Isabelle tikte het uit. Grote stukken kon ze niet verstaan omdat ik hartverscheurend zat te snikken. Nu kan ik er al gemakkelijker over praten. Ik probeer me erop voor te bereiden, maar soms begin ik toch weer te huilen.

Het was een klein mirakel dat u uw zusje terugvond.

Zeg dat wel. In de omgeving waar mama ons had achtergelaten, ging ik van deur tot deur vragen naar een baby die zeventien jaar geleden drie weken oud was… Ik vond Fernande bij dezelfde vrouw als aan wie ik haar destijds in bewaring had gegeven. Ik heb mijn zusje pas leren kennen toen ze zeventien was en ik drieëntwintig. Mama was intussen al dood. Haar had ik eerder teruggevonden, ook ongelofelijk toevallig in een miljoenenstad als Rio. Mama was goed gek. Ze deed alles wat fout is : ze rookte en dronk, en had meerdere kinderen van verschillende mannen. Ze was een wrak, ze had levercirrose en aids. Daar is ze ook aan gestorven.

Mijn moeder mocht dan wel gek zijn, ze had een goed hart. Ze was arm maar ze deelde het weinige dat ze had. Voor ze mij en Fernande kreeg, had ze al drie kinderen. Na ons kwamen er nog twee. Alleen mijn zusje en mij deed ze weg.

Weet u waarom ?

Ze zei dat het de enige manier was om voor de drie oudste kinderen te kunnen zorgen. In feite was ze bijzonder kwaad op mijn vader omdat hij zo wreed was tegenover haar andere kinderen. Ze wilde hem straffen. Ze zei dat ze er spijt van had. Maar dat was natuurlijk te laat.

Heeft u het uw moeder ooit vergeven ?

Ach, dat is niet aan mij. Zijzelf moest ermee in het reine komen. Ik denk dat het heel moeilijk is om van jezelf te accepteren dat je je kinderen in de steek hebt gelaten. Vind daar maar eens vrede mee…

Kent u uw vader ?

Ja, maar veel weet ik niet over hem. Hij is nooit getrouwd maar heeft zich niettemin nooit iets van ons aangetrokken. Nu is hij tachtig. Zwaar ziek. Toen hij in het ziekenhuis lag, begon hij met me te praten. Dat hij me pijn heeft gedaan, dat hij bang is dat ik me zal wreken. Wel, dat doe ik, door hem te verzorgen zolang hij leeft : dàt is mijn zoete wraak. Maar wat kan ik anders ? Hem aan zijn lot overlaten ? Hij is toch mijn vader, ondanks alles ?

Waar haalt u de kracht om dat te doen ?

Ik ben gelovig en ben ervan overtuigd dat God me helpt. Dat heb ik geleerd van Tia Maria. Zij was de zus van de vrouw voor wie ik werkte. Tia Maria was zeer katholiek. Van haar hield ik echt heel veel. Toen ik voorstelde om haar mama te noemen, weigerde ze dat : “Ik ben je moeder niet. Die heeft een speciaal plekje in je hart. Ik kan haar plaats niet innemen.” Maar ik hield oneindig veel meer van haar dan van mijn eigen moeder. Tia Maria is ook dood, en ik mis haar heel erg. Ze droomde ervan om yoghurt en kaas te proeven, en ze wou zo graag het strand zien… Ik ben blij dat ik die dromen voor haar heb kunnen waarmaken.

Hebt u enig idee hoeveel straatkinderen er in Rio leven ?

Niemand weet dat. De meest optimistische bronnen houden het op twee miljoen, maar Unicef meent dat het er 25 miljoen zijn. Het is verschrikkelijk. Je houdt het niet voor mogelijk hoeveel wreedheid daar is. Tijdens mijn jaren op straat heb ik me instinctief voorgedaan als jongen, om mezelf te beschermen. Straatkinderen worden vaak mishandeld. Daarom slapen ze meestal overdag, omdat het dan veiliger is.

Zijn er nog steeds doodseskaders actief, die straatkinderen ombrengen ?

De laatste cijfers dateren van 2002. Volgens de Braziliaanse justitie werden er in dat jaar in Rio 1.500 straatkinderen gedood. Dat zijn officiële cijfers, je kunt die gerust met drie vermenigvuldigen. Het ergste is dat de houding van de bevolking tegenover straatkinderen almaar harder wordt. De kloof tussen arm en rijk wordt steeds dieper en de corruptie voedt het wantrouwen tussen die twee uitersten. Het is een vicieuze cirkel. De bemiddelde inwoners van Rio helpen de armen niet omdat die hen bestelen, en de armen bestelen de rijken omdat die hen niet helpen.

Pakweg twintig jaar geleden hadden Brazilianen nog medelijden met straatkinderen. Ze beschouwden hen als slachtoffertjes, maar nu zien ze ze als criminelen. Soms zijn ze dat ook. Ik heb bijvoorbeeld een jongetje van elf gekend, van wie ik wist dat hij minstens zestig mensen had vermoord. Zulke kinderen lopen rond met enorme wapens, hun ogen wijd opengesperd door hun drugsverslaving. Die kun je niet meer op het rechte pad brengen. Dat zijn monsters. Tot ze acht worden, kun je ze nog veranderen, daarna is het hopeloos.

U begon zelf al heel jong straatkinderen op te vangen.

Toen ik achttien was, ben ik getrouwd met de eerste man die zei dat ik mooi was. Toen ik een zoon had, heb ik een crèche opgericht om moeders de kans te geven uit werken te gaan. Dat waren er eerst een paar, het werden er een vijftigtal. Meestal werd ik daar niet voor betaald, er was geen geld voor.

In uw boek heeft uw man u daarom verlaten.

Zo was dat ook. (glimlacht) Maar sinds het jaar 2000 heb ik geen crèches meer voor baby’s. Nu hebben we een kinderdagverblijf met 45 kinderen van twee tot zes jaar oud. Voor 180 kinderen tussen zes en veertien jaar organiseren we voor- en naschoolse opvang, om te voorkomen dat ze door het straatleven worden opgeslorpt. De helft van die kinderen hebben nog ouders, dus het is vooral een sociaal probleem. We hebben een psychologe, een pedagoge en een maatschappelijk assistente om jonge ouders te begeleiden en cursussen en lezingen te geven, bijvoorbeeld over geboortebeperking. Dat helpt : gewenste kinderen dump je niet zomaar op straat.

Hoeveel kinderen hebt u zelf ?

Vijf. Twee eigen kinderen en drie geadopteerd. De oudste is 23, de jongste tien.

Hoe kies je uit een paar miljoen straatkinderen het kind dat je adopteert ?

Ik heb mijn kinderen niet gekozen. Die waren er ineens. Het laatste kind dat ik adopteerde, heb ik in een vuilnisbak gevonden. Ze was twee dagen oud. Op 4 maart wordt ze elf.

‘De kleur van honing. Een verhaal van overleven’, Isabelle Girard, The House of Books, 128 blz., 13,90 euro, ISBN 978 90 443 2307 8.

www.kinderenvanrio.org

Rekeningnummer V.I.C. Kinderen van Rio 435-0305431-58 voor fiscaal aftrekbare giften.

Door Griet Schrauwen Foto Ann Vallé

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content