Ik ben minstens even trots op mijn naam als op mijn achtergrond. De Forbes zijn een begrip in Amerika. Een handelsfamilie uit Boston die De Droom heeft waargemaakt. Niet iedereen heeft daarvan geprofiteerd. Ik ben in relatieve armoede opgegroeid.

Thanksgiving was tegelijk een feest en een verschrikking. Mijn vader had een gammele bak. De bodemplaat was nagenoeg helemaal verroest. Omdat hij zich geen nieuwe wagen kon veroorloven, had hij er een zelf geweven tapijt over genaaid. Daar gingen we mee op bezoek bij mijn welgestelde familie. We werden altijd hartelijk ontvangen, maar het contrast was er niet minder beschamend om.

Mijn moeder heeft Afro-Amerikaanse roots, mijn vader is van Frans-Schotse makelij. Dat, de armoedige levensomstandigheden en de snelle scheiding van mijn ouders hebben ertoe bijgedragen dat ik me altijd een outsider heb gevoeld. Tot Obama verkozen werd. Sindsdien heb ik een referentiepunt.

Ik heb een groot hiaat in mijn levensverhaal. Ik herinner me niets meer van 1979, het jaar waarin mijn moeder ons – mijn vader, mijn zus en ik – verweesd achterliet. Om zichzelf nog een kans te geven iets van haar leven te maken, verkaste ze naar New York. Op zijn zachtst gezegd zeer egoïstisch, zeker als je weet dat mijn vader manisch-depressief was.

Acteren, dansen, schilderen, musiceren : het was mijn vlucht. Van kindsbeen af. Aan de universiteit – ik studeerde beeldende kunsten, Engelse literatuur en theater – heb ik Thomas ( Lauderdale, bezieler van Pink Martini) leren kennen. We vonden elkaar in onze passie voor opera. ’s Avonds slopen we het conservatorium in, om hele aria’s van Verdi of Puccini na te spelen. Hij aan de piano, ik als would-bediva.

Thomas is mijn alter ego. Een excentriekeling. Ongegeneerd gay. Pianist. Activist. Dandy. Hij is het allemaal. Alles kan in zijn wereld. Hij droomt wat geen ander durft te dromen, en maakt het dan nog waar ook. Hij kent geen grenzen. Ik daarentegen dicht mezelf grenzen toe die ik in wezen niet heb. Onder zijn impuls heb ik van mijn bloedgroep mijn levensmotto gemaakt : B Positive.

Na Harvard ben ik mijn geluk gaan zoeken in New York. Als ik niet ergens een rolletje had, trok ik van bar tot bar met mijn gitaar. De beste leerschool. Mijn eerste album, Love Handle, was een flop. Ik schipperde tussen folky gitaarsongs genre Joni Mitchell en pure rock à la Lizz Fair. Net op dat dieptepunt belde Thomas me op.

Het favoriete balorkest van de Verenigde Naties, dat is Pink Martini. Een band die uiteenlopende genres aandurft én over de grenzen kijkt. Op één plaat versmelten we jazz, lounge, cabaret, musical en alle soorten wereldmuziek. Ik had vrij snel door dat mijn stem zich beter leent tot dit soort clevere easy listening muziek, dan tot de rock waar ik destijds naar smachtte.

We willen de wereld een ander Amerika tonen dan Bush heeft geëtaleerd. Warm, open, leergierig. Daarom zingen we ook in verschillende talen. Twaalf heb ik er nu al op mijn conto staan. Arabisch, Kroatisch, Frans, Spaans, Italiaans,… Alsof ik een wereldburger ben, maar ik zit nergens liever dan thuis – zeker nu, nu ik pas bevallen ben. Een tournee vind ik zeer vermoeiend. Het is crossen van stad naar stad. Er is geen tijd om op zoek te gaan naar culturele eigenheden. Die zijn ook steeds moeilijker te vinden, nu je overal dezelfde winkel- en fastfoodketens ziet opduiken.

Ik woon in Portland, Oregon, de groene thuisstad van het gros van de band. Het was even wennen aan het meanderende ritme, maar ik zou nooit meer terug willen naar New York. De drukte, de stress ! ’t Is goed als je een twentysomething bent, maar dan heb je het gehad. Once, you need to go back to the splender in the grass.

‘Splender in the Grass’, het vierde album van Pink Martini, ligt nu in de winkel.

Door Karel Degraeve/ Foto Serkan Eldeleklioglu

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content