Neurotisch. Dat zijn ze allebei. En vooral : dat beschouwen ze allebei als een talent. Elke witregel moet kloppen, elke komma verdient de aarzeling. Tom Lanoye (49) en de man die zijn oeuvre vormgaf : Gert Dooreman (49). “De enige kunstenaar die ik ontmoet heb.” Omgekeerd : “Zonder Tom had mijn carrière er helemaal anders uitgezien.”

TOM LANOYE

“Wc-rolletjes bijvoorbeeld. Bij de bomma of in de opera, maakt niet uit waar : als het papieren uiteinde niet voor- maar achteraan hangt, dan moet ik de rol omdraaien en het papier goed hangen. Gert doet net hetzelfde, vertelde hij me onlangs. Een detail. Maar ze vat onze band perfect samen. Neuroten zijn we. Allebei. Daarin vinden we elkaar ook. Ik houd me niet in om Gert op een zaterdagavond te bellen. ‘Gert, zouden we die komma’s in het colofon niet aan de lijn zetten ?’ En dan zijn we vertrokken. Meestal mailt hij me meteen een nieuwe pdf. En zo gaat het een hele tijd heen en weer.”

“Gert en ik vonden elkaar in de Gentse artistieke broeierigheid van de vroege jaren tachtig. Het begon in café De Groene Kikker, waar bijzonder intense kruisbestuivingen gebeurden tussen beeldende kunst, literatuur, muziek en performance. Punk ! Alles en iedereen was punk. En dus : brutaal, overmoedig en onverschrokken. Ik kijk er zelf met grote ogen op terug. Mijn grenzeloze vertrouwen in mijn talent toen, dat was fenomenaal. Ik weet nog dat ik zélf naar De Morgen, de toenmalige Vooruit, stapte met de mededeling : ‘U moet mij interviewen. U mag mij niet missen.’ En dat déden ze ! Agnes Goyvaerts heeft me toen effectief geïnterviewd.”

“Gert was toen nog enkel aan het tekenen. Van typografie was nog geen sprake. Fantastische tekeningen, vond ik ze. Ik wou er een voor de cover van mijn eerste boek Rozengeur en Maneschijn. Dat werd ons eerste wapenfeit, samen. In 1983. Volgend jaar vieren we onze zilveren bruiloft. Al zijn we pas echt een vast duo geworden dankzij Ten Oorlog, een van dé scharniermomenten in mijn professionele leven. En in dat van Gert. Alles klopte. De regie, de acteurs, het artwork, de teksten… Dat was zo huge, dat maak je niet vaak mee.”

“Gert had twee affiches gemaakt voor Ten Oorlog. Eén met foto. Een tweede zonder, puur typografisch. Ik zag die tweede en baf, ik wist het meteen : dát is het. Zo anders. Zo nieuw. Zo ontzettend goed. Daar heeft Gert definitief zijn stem gevonden. Volgens mij omdat hij toen eindelijk zijn weerzin voor de computer had overwonnen en ermee in dialoog was getreden. Gert is nu zonder meer een van de beste vormgevers en typografen van Europa. Ik ben natuurlijk niet objectief, maar ik ben ook niet de enige die dat zegt.”

“Mijn vertrouwen in Gert is compleet. Voor het gedicht op de Antwerpse Boerentoren, nog zo’n sleutelmoment, heb ik bijvoorbeeld heel goed naar hem geluisterd. Ik stuurde hem vier strofen op, om alvast eens in vorm te gieten. Zijn antwoord : ‘Je kunt alleen de laatste strofe nemen, anders kun je het net zo goed niet doen. Als je het groot wilt, dan moet je het ook groot doen.’ Harde taal. Maar hij had gelijk.”

“Een boek vormgeven lijkt voor mij heel sterk op een toneelstuk regisseren. Ik haat regies die bulken van de trauma’s en de frustraties van de regisseur, die volledig losstaan van de tekst. Niets tegen mensen met trauma’s, ik ben er zelf een. Maar een regie moet ófwel de tekst helpen, ófwel een interpretatie geven. Net zo met de vormgeving van een boek of een gedicht. Gert had voor het Boerentorengedicht naar een vorm gezocht die klikte met de architectuur, én die ervoor zorgde dat de tekst op drie, vier manieren klopte.”

“Sociaal gehandicapt. Dat is Gert, en dat zeg ik hem ook. Bij openingen of boekvoorstellingen vindt hij altijd wel een manier om er niet te zijn. En als hij echt geen benen gebroken heeft of geen duizend afritten gemist, dan staat hij achteraan, InspectorColombo-gewijs in zijn vest weggedoken. Hij is daar heel dubbel in. Mocht er géén aandacht zijn, dan zou hij verontwaardigd zijn. Tegelijk wil hij er geen deel van uitmaken. Echt een flipperkast van emoties, op dat vlak. Nu, Gert wil gewoon altijd bezig zijn. Altijd op naar het volgende. Niet treuzelen. Geen te lang applaus. Een echte kunstenaar, kortweg. De énige kunstenaar die ik in mijn leven ontmoet heb. Dat meen ik.”

GERT DOOREMAN

Vlaams was toen nog een scheldwoord voor een boek. Als ze het in Nederland over ‘een Vlaams boek’ hadden, bedoelden ze : lelijk, belegen, saai. Terecht. In de vroege jaren tachtig was de Vlaamse boekcultuur ook ingedut. Pure intellectuele luiheid, was het. Dat boeken ook mooi konden zijn, dat was een onnozel en vooral vermoeiend idee. Boeken leken die jaren vormgegeven door, om het met Tom te zeggen, blinde paters uit Averbode. Tom en ik hebben de kentering in gang gezet, dat durf ik oprecht te zeggen. Vandaag zijn de rollen trouwens omgekeerd : Nederland kijkt naar ons, als het om mooie boeken gaat.”

“Vóór dat eerste boek met Tom, was ik amper met boeken bezig. Interesseerde me niet. Het is onder zijn impuls dat ik in de typografie ben gerold. Als tekenaar vind je die materie aanvankelijk veel te abstract. Maar hoe meer ik erover opzocht en ontdekte, hoe aantrekkelijker ik het vond. Het is een bijzonder pure wereld. Heel mathematisch ook. Helemaal niet rock-‘n-roll. Maar wel net zo geweldig.”

“Een boek is trouwens meer dan zijn cover. Ook het binnenwerk moet goed zitten. Veel vormgevers houden zich daar liever ver van af – te abstract. Maar ik vind dat een te belangrijk deel van het geheel. Neem onze jongste, Schermutseling. Dat is een bundeling essays. Vandaar : een cover met een foto van Tom. Voor een roman zou dat onnozel zijn, hier moet dat. En dan, net zo belangrijk, het binnenwerk : omdat de materie vrij stevig is, wilden we een ‘ademend’ binnenwerk. Lettertype, korpsgrootte, marge : alles samen moet het ervoor zorgen dat de tekst gemakkelijk leest, dat de lezer op tijd aangemoedigd wordt om de bladzijde om te slaan, dat er ruimte is voor de duim, enzovoort.”

“Tom en ik zijn allebei op een maniakale manier met ons werk bezig. Het is een kwestie van koppig volhouden om nooit, ook niet op een stiekem moment, onder die lat te gaan. Ik geef wel toe, dat maniakaal perfectionisme heeft me voor één iets stokken in de wielen gestoken : het stripverhaal dat we nooit hebben gemaakt. Tom en ik hebben lang met een stripidee gelopen. Maar al na één bladzijde wisten we dat het niets zou worden. Volgens Tom omdat ik té hard mijn best deed. ‘Alsof je met elke trek de hele striptraditie wilt vernieuwen.’ Hij vond de tekeningen dan ook ‘dood’. En hij had gelijk. Dat was een keiharde waarheid om te slikken.”

“Ik twijfel continu aan mezelf. Echt waar. Tom blaakt van zelfvertrouwen. Altijd al gedaan. Ik blijf twijfelen. Het goede daarvan is dat ik elke keer opnieuw aan mezelf wil bewijzen dat ik het wél kan. Ook met ouder worden, heb ik het lastig. Blijven we wel bij ? Kunnen we volgend jaar nog mee ? Of als we plannen maken voor 2009 : ‘Ja, maar ben ik er dan wel nog ?’ Tom vindt dat ronduit grappig. Hijzelf amuseert zich altijd maar beter en beter.”

“Ik ben een perfectionist. Tegelijk koester ik die zwakke plek : kleurenblindheid. Geen evidentie, als vormgever. Maar Beethoven was doof. En de grote gitarist, Django Reinhardt, had maar twee vingers.”

“Mijn sterkste kant is mijn empathie, wellicht. Dat wil zeggen : ik voel vrij snel hoe een boek er moet uitzien. Ik vind snel het juiste spoor. Een godsgeschenk, ik wil geen tijd verliezen met schijnbewegingen. Er is te veel te doen. Te veel muziek om te beluisteren. En er is die gitaar om vast te nemen. Trouwens : mijn gitaarspel is fundamenteel onaf. Vuil. In scherpe tegenstelling tot mijn grafische werk. Wellicht omdat ik dat onaffe en geïmproviseerde nodig heb als gezond tegenwicht ? Tom heeft dat tegenwicht trouwens ook : in zijn optredens en lezingen. Dat doet hij uit de losse pols. Jazz, is het bijna.”

“Ten slotte nog even benadrukken : het gaat bij dit alles om Tom en zijn boeken. Niet om mij en mijn vormgeving. Ik sta ten dienste van Tom. Mijn vormgeving ten dienste van zijn boek. Zo is het. En niet anders.”

Van Tom Lanoye (en vormgegeven door Gert Dooreman) verscheen net : Schermutseling, Prometheus, Amsterdam, ISBN 978 90 446 1042 0.

Door Guinevere Claeys I Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content