Laten we er maar meteen een flauwe tegenaan gooien : het is feest als Bob schrijft. En daar is geen woord van gelogen, want Bob Van Laerhoven wint met ‘De wraak van Baudelaire’ de tiende Knack Hercule Poirot-prijs. Een boek dat je vanaf de eerste regel bij het nekvel grijpt en je pas 266 pagina’s later licht hijgend weer loslaat. Een gesprek met de laureaat.

Journalistiek, literaire en misdaadromans, reisverhalen : het werk van Bob Van Laerhoven, een van de weinige schrijvers in Vlaanderen die echt van zijn pen kan leven, is erg divers. En net zo is de man zelf niet onder één noemer te vangen : tijdens ons gesprek noemt hij zichzelf een keer “een opgefokt Jerommeke”, en spreekt een minuut later dan weer met veel warmte en tederheid over zijn kinderen en zijn kleinzoon. De auteur die op zijn 54ste nog bijzonder patent en fit voor de dag komt, hoopt nog van “een paar goede jaren” te mogen profiteren waarin hij “nog enkele mooie boeken” wil schrijven. En als de muze van het woord hem even in de steek laat, daalt hij af uit zijn schrijfkamer en gaat zich uitleven in de sportzaal, waar hij zich traint in zijn favoriete vechtsporten.

Het zal dan ook niet verbazen dat de man die al tweemaal genomineerd werd met nerveuze, snelle thrillers die dicht aanleunen bij de actualiteit, dit jaar de Knack Hercule Poirot-prijs wint met een historische roman in een taal die door Flaubert zelf ingefluisterd lijkt. Al dicteerde Gustave ook weer niet alles, want dit is wel degelijk een spannende, hedendaagse roman waarin stevig wat vaart zit. Van Laerhoven : “Bloed, zweet en tranen heeft het me gekost om de sfeer van die tijd voelbaar te maken. Het was een moeilijke evenwichtsoefening om het literaire en het misdaadelement te verzoenen. Ik heb niet minder dan vier versies van dit boek gemaakt. De eerste was helemaal ‘Flaubert-achtig’, maar die heb ik samen met mijn uitgever Leo De Haes, een van de beste proeflezers die ik ken, toch iets gemoderniseerd en maar liefst tachtig pagina’s ingekort.”

In het Parijs van 1870 wreekt iemand zich op gruwelijke wijze op de vijanden van de gestorven dichter Charles Baudelaire. De negentiende eeuw die u beschrijft, wijkt behoorlijk af van het lieflijke, elegante beeld dat wij er doorgaans van hebben.

Dat heb ik bewust gedaan, want het was toch echt wel een tijd van extremen. Er woedde een rampzalige oorlog met de Pruisische ‘pinhelmen’, zoals ze toen genoemd werden, terwijl de tegenstellingen binnen de Franse samenleving zo al voor enorme spanningen zorgden. De arbeiders in de negentiende eeuw hadden het een pak slechter dan die uit de achttiende eeuw. De scène in het boek waarin een gaarkeuken mensenvlees serveert, is hoogstwaarschijnlijk echt gebeurd. En op hetzelfde ogenblik kreeg de adel olifantenslurven en zebrabillen voorgeschoteld op decadente verkleedpartijtjes. Terwijl de hogere klasse zich met dat soort rariteiten bezighield, waren in de arbeiderswijken de eerste klanken van de Internationale al te horen.

Ik had het ook moeilijk om bijvoorbeeld over zwarten te schrijven als ‘mensdieren’, zoals de tweelingzus van Baudelaire ze noemt. Maar mensen deden dat toen dus wel degelijk ! En het is niet eens zo lang geleden. Geen wonder dat er op zoveel plaatsen nog altijd een groot ressentiment bestaat tegenover blanken. Tijdens mijn reizen door de Arabische wereld en zwart Afrika ben ik dikwijls geconfronteerd met een soort van omgekeerd racisme : ‘bleekscheet’ noemden ze me dan, of ‘ongelovige hond’. En kunnen we het ze eigenlijk wel kwalijk nemen dat ze ons nu met gelijke munt terugbetalen ?

Wat opvalt in het boek zijn de parallellen met onze tijd.

Je merkt bijvoorbeeld dat toen al het onbegrip tussen het Westen en de islam enorm groot was. Dat komt in De wraak van Baudelaire sterk naar voren via de flashbacks van commissaris Lefèvre en zijn assistent Bouveroux, die samen vochten in Algerije. En net als in die tijd groeien ook nu de tegenstellingen tussen de haves en de havenots : één op de zeven Belgen, las ik onlangs, is nu al arm, steeds meer mensen kunnen hun energiefactuur niet meer betalen, de sociale onrust groeit bij sluitingen van bedrijven, waarvan er een aantal zeer welvarend zijn. Mensen worden gewoon op straat gezet omdat de aandeelhouders nog veel meer geld willen dan ze al hebben. Een evolutie die we met argusogen in de gaten moeten houden.

Het kwade, de duivel, demonen spelen een prominente rol, het goede is nergens te bespeuren. Het is een inktzwart mensbeeld dat hier naar voren komt.

En toch, en toch … Ja, als je om je heen kijkt, zie je effectief veel meer kwaad dan goed, maar altijd is er wel één kleine lichtstraal die een hele donkere periode in het niets kan doen verzinken. In het boek is er een personage dat in zijn gruwelijke doodstrijd hallucineert over zijn overleden vrouw. “Ik wilde altijd meer weten,” zegt hij als hij haar verschijning ziet, “maar ik heb nooit geweten dat je me zo graag zag.” Hij was een encyclopedische geest die hongerde naar kennis, maar dat zijn vrouw zoveel van hem hield, wist hij dan weer niet. En als de liefde die iemand ooit voor je gekoesterd heeft je in je laatste uren zo helder en duidelijk gemanifesteerd wordt, dan denk ik dat dat het sterven geweldig gaat vergemakkelijken.

Maar desondanks zit er inderdaad veel zeer en verdriet in het boek. Lefèvre en Bouve-roux zijn personages die worstelen met het ouder worden, met hun mislukkingen, gemis en eenzaamheid. Allebei verliezen ze eigenlijk het spel, en toch behouden ze een zekere waardigheid : ze erkennen schoorvoetend hun nederlaag. En dat probeer ik zelf ook te doen. Lichamelijk en geestelijk kan ik bijvoorbeeld niet meer wat ik tien jaar geleden nog kon, maar ik wil me daar zo gracieus mogelijk bij neerleggen. Je kunt ervan gaan lopen – mannen kopen dan bijvoorbeeld een grote auto en vrouwen laten, ik zeg maar wat, een liposuctie doen – maar op een gegeven moment staat die grijze gestalte opnieuw voor je en kijkt je aan met die lege ogen, en dan moet je zeggen : ‘Ja, hier ben ik. Niks aan te doen.’

Naast poëzie is voor uw commissaris ook seks een manier om aan de zwaarte te ontsnappen. Een vrouwelijk jurylid complimenteerde u met de opwindende vrijscènes. Een zeldzaam talent bij een man, zei ze.

Dat beschouw ik als een groot compliment, zeker als het van een vrouw komt. Want er is niets moeilijker dan vrijscènes overtuigend te brengen. Ik heb al veel grote auteurs plat op hun buik weten gaan als het daarop aankomt. Maar seks heeft inderdaad een grote helende kracht, én ook een sterke vernietigende kant, die ik allebei in het boek aan bod heb proberen te laten komen. Vrouwen begrijpen en beheersen die helende en zeker die vernietigende kracht van seks over het algemeen trouwens veel beter dan mannen. Want als puntje bij paaltje komt, is de vrouw seksueel sterker dan de man. Het bed is het koninkrijk van de vrouw, en dat weet ze ook. Dat geeft haar een grote macht, maar evengoed een grote verantwoordelijkheid. Het zijn de mannen die bezwijken onder de druk, omdat hun ego het kwetsbaarst en dus het snelst vernietigd is. De meeste passionele moorden worden gepleegd door mannen, zij gaan door het lint. Vrouwen overkomt dat veel minder.

Mannen staan voor ratio, vrouwen voor emotie, zegt men al eeuwenlang. Ik heb vaak de indruk dat het omgekeerd is.

Ik zou dat toch enigszins willen nuanceren. Mannen kunnen heel rationeel omgaan met vraagstukken en technische, praktische moeilijkheden, maar vrouwen kunnen veel rationeler omspringen met hun gevoelens. Een vrouw kan bijvoorbeeld een man begeren, en toch besluiten daar niets mee te doen als ze vindt dat het geen toekomst heeft. Terwijl als een man een vrouw begeert… dan is het acht keer op de tien al te laat !

“Bob Van Laerhoven bezocht een tijdlang conflictgebieden. Nu danst hij liever latino funk en schrijft hij nieuw literair werk”, las ik ergens op een website. Bent u na vele jaren van reizen thuis-gekomen ?

Ja ! Dat reizen hoeft voor mij niet meer. Ik ben daar toevallig ingerold, maar mijn leven is romans maken, weet ik nu, daar ligt mijn ziel. Ik dacht dat ik ‘de mens’ beter zou begrijpen door naar burgeroorlogen en conflicten te trekken. Maar dat is niet waar, je vindt er enkel extreme chaos en verwarring.

Is het leven op het scherp van de snee dan niet het ‘echte’ leven ?

Beslist niet ! Dat is een romantisch waanidee. Ik dacht ook mezelf te leren kennen in die extreme omstandigheden. Wie ben ik ? Wel ik weet het nog altijd niet : de ene keer reageer je roekeloos in gevaarlijke omstandigheden, de andere keer ben je extreem bang. Daar is geen peil op te trekken. Ik twijfel nog steeds even hard aan mezelf en aan de wereld. Twijfel vind ik trouwens een mooie levenshouding.

Wel dacht ik na mijn eerste reis, naar Somalië was dat, dat ik het licht had gezien. Ik zou me niet meer druk maken over futiliteiten. Na alle waanzin en ellende die ik daar had meegemaakt, zou ik het leven hier met een stevige dosis zen benaderen. Wel exact twee weken later reed ik lek op weg naar een belangrijke interviewafspraak, en stond ik daar naast de autoweg als een opgefokt Jerommeke tegen mijn band te schoppen. Weg relativeringsvermogen. Tot daar reikte dus de levensles die ik geleerd had.

Met andere woorden : er is niets mis met ‘cultivons notre jardin’.

Integendeel, daar is steeds meer voor te zeggen, op voorwaarde dat het ook je innerlijke jardin is. Een waardig en burgerlijk bestaan, oeroude, degelijke waarden, daar heb ik niets op tegen. Ik hoop op nog een aantal mooie jaren met Caroline en met mijn kleinkind, of binnenkort misschien kleinkinderen. En ik wil nog proberen een paar mooie boeken te maken. Mijn leven afsluiten met wat lichtere jaren, licht in de zin van innerlijke vrede, dat vind ik best een nobel streven.

De wraak van Baudelaire, Bob Van Laerhoven,

Houtekiet, 266 p., 18,90 euro.

Door Jan Haeverans I Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content