BELLENVERWEKKER

JEAN-PAUL MULDERS

“Tout le monde sait comment on fait des bébés mais personne sait comment on fait des papas”, zingt Stromae in Papaoutai. Ik vind dat een pakkende observatie ; soms volstaat één zin om de ware kunstenaar te ontwaren. De zin blijft in mijn hoofd rondkaatsen. Hij heeft de neiging om in hoeken te spoken en in kieren te klagen. Ik kom de laatste tijd nogal wat mensen tegen die door hun vader in de steek werden gelaten, soms op gemene, vaker op meer subtiele wijze.

Bij wijze van tegengif luister ik al eens naar ABBA, hoewel dat minder vrolijke muziek is dan je op het eerste gezicht zou denken. Als kind voelde ik vooral de energie, nu luister ik naar de woorden. Die gaan over afscheid, gemis en harten die zijn gebroken. Niemand verstaat zoals ABBA de kunst om droevige dingen te bezingen in melodieën die je opbeuren. Knowing me, knowing you – ahaa-aaaaaa ! – There is nothing we can do. Het leven is een feest, zo een waarbij je aan de tapkast in een schuimloos biertje staat te staren.

Dat staren deed ik een tijdlang voorovergebogen, want aan mijn verhuizing hield ik een lumbago over. Een rare medische term, waarover een vriendin fijntjes opmerkte : “Dat klinkt zo swingend, lumbago. Het klinkt als een foute dans uit de jaren stilletjes.” Ik wist niet of ik daarmee moest lachen, want rugzeer kan ik missen als kiespijn. Mijn lijf moet naar behoren functioneren om mij tegen eventuele belagers te kunnen verweren. Ik voel mij kwetsbaar ten tijde van een verhuizing – als een dier zonder schuilplaats, een makkelijke prooi voor predators. Mijn nieuwe woonst beschikt nog niet over een kapstok of toiletrolhouders ; de kasten zijn er chaotisch. Van het hemelsblauwe kopje over de keelspray tot de stripverhalen van Guust Flater : veel voorwerpen die mij doorgaans troost verschaffen, zijn er vooralsnog spoorloos. Terwijl troost te allen tijde keihard nodig is.

Gelukkig hebben dingen de neiging in hun plooi te vallen, zelfs als je bestaan eruitziet als een puzzel van duizend stukjes met overwegend wolken en woeste baren. Alles komt goed, voor wie op de dragende kracht van het leven durft te vertrouwen. Na twee behandelingen bij de osteopaat huppel ik weer rond als tevoren, richting krokussen en meiklokjes, wat volgens ingewijden hetzelfde is als lelietjes-van-dalen.

Soms vind ik alweer tijd om mij eens buitenshuis te wagen, bijvoorbeeld op een plein dat met zon is overgoten. Daar is een jongen bezig met twee lange stokken en een touw waarin hij lussen geknoopt heeft. Dat dompelt hij onder in een tobbe met zeepwater. Hij zwiert het sierlijk door de lucht en verwekt honderden bellen in alle mogelijke formaten, die ten hemel varen begeleid door een wat stroperige soundtrack. Jong en oud staan gebiologeerd naar het schouwspel te kijken. “Wattefok!”, zegt iemand, wat blijkbaar een uitroep in opmars is. Anderen lachen, de bellenverwekker lijkt zelf ook plezier te scheppen in zijn activiteiten. Kinderen tot een jaar of vijftig rennen achter de zeepbellen aan, om ze met vlakke hand of met een priemende wijsvinger kapot te maken. Blijkbaar bestaat er schoonheid die geen mens kan verdragen.

De soepele, haast wellustige vormen iriseren in het zonlicht. Zeepbellen behoren tot mijn meest fascinerende jeugdherinneringen, tezamen met cijfercombinaties op brandkasten, de glazen drinkvogel die onophoudelijk van een glas water bleef nippen en het schrijven van boodschappen met melk of citroensap. Ze werden pas zichtbaar als je het papier boven de vlam van een kaars hield.

Het had iets magisch toen mijn vader mij dat toonde, op zo’n moment waarin papa’s gemaakt worden.

jean.paul.mulders@knack.be

JEAN-PAUL MULDERS

“Het leven is een feest, zo een waarbij je aan de tapkast in een schuimloos biertje staat te staren”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content