Over de Apennijnen, aan de Adriatische Zee, bevindt zich een van de mooiste streken van Italië. In het landschappelijke schoon van de Marken bevinden zich kleine kunststeden met uitzonderlijke schatten. Een kennismaking.

Hoewel de Marken slechts een goede drie procent van de Italiaanse oppervlakte in beslag nemen, bezit de streek een ongemeen rijke culturele erfenis. De Marken herbergen 344 musea, er zijn meer dan 200 romaanse kerkjes bewaard gebleven, naast nog eens zeventig historische theaters. En toch is het gebied nauwelijks bekend buiten het schiereiland. De meeste reizigers blijven ten westen van de Apennijnen hangen, in Toscane en Umbrië.

Aan de oostkant van de bergketen loopt nochtans een opmerkelijke streek golvend af naar zee. Elf min of meer evenwijdige valleien zorgen voor diversiteit. Eeuwenlang gedijde er een eigenzinnigheid, die vaak aan ongehoorzaamheid jegens het gezag grensde. Er bloeiden tal van kleine steden, elk met een eigen, hardnekkig gezag. Wie de streek bezoekt, moet eerst door de ruwe schoonheid van de Apennijnen, waar het water ondergronds flink heeft huisgehouden. Die erosie creëerde een opmerkelijk geheel van grotten, die pas laat werden ontdekt, ze behoren tot de omvangrijkste van Europa. Het grottencomplex van Frasassi strekt zich over een lengte van zo’n dertig kilometer, verspreid over acht geologische plateaus. Die brute schoonheid contrasteert met het veel lieflijker landschap dat zich zal ontrollen op onze weg naar de Adriatische Zee. De heuvels herinneren op veel plaatsen aan Toscane, maar dan zonder de toeristische overlast die steden als Firenze en Siena onvermijdelijk aantrekken.

Op een ochtend in oktober word ik in mijn hotelkamer gewekt door alledaagse geluiden. In de verte ontwaakt Montecarotto, terwijl de valleien eromheen nog gehuld liggen in nevelen. Drie buren hebben zich verzameld rond de olijfbomen en hun matten aan de voet ervan uitgespreid, klaar om met de pluk te beginnen. De akkers rond het kleine hotel liggen er vers geploegd bij, waardoor bruin en beige overheersen. De associatie met een woestijnlandschap komt vanzelf op, maar die wordt meteen weer tenietgedaan door de kleine dorpen waarvan torens boven de horizon uitsteken. ’s Zomers als het koren rijpt, golft het landschap in goudbruin, nu liggen de grote aardkluiten bij duizenden schouder aan schouder. Het dorp is omringd door terrassen en is een van de belangrijkste versterkingen in de vallei van de Esino. Veel vertier is er ’s avonds niet te vinden, maar tijdens een wandeling door de straatjes en steegjes waant de bezoeker zich even in de zestiende eeuw. De bevolking trekt langzaam weg uit deze kleine steden, maar hun charme blijft onaangeroerd.

In de renaissance beleefden de Marken een indrukwekkende culturele bloei. In het noorden zat Federico, hertog van Montefeltro, stevig in het zadel als militair leider. Hij haalde echter vooral de geschiedenis met zijn liefde voor kunst en cultuur, en onder zijn gezag verwierf Urbino wereldfaam, omdat hij als mecenas veel kunstenaars aantrok.

Vrij veel kleine steden uit die periode zijn goed bewaard gebleven, met stevige, vaak indrukwekkende verdedigingssystemen, al zijn die soms wat te keurig gerestaureerd. De steden koesteren hun verleden met trots, de historische thema’s zijn dan ook vaste prik in hun jaarlijkse feesten. Maar soms is dat verleden permanent aanwezig : in Mondavio staan een aantal replica’s van middeleeuwse oorlogstuigen opgesteld, en Corinaldo pronkt met zijn 912 meter lange versterking die de hele stad grandeur geeft. Omdat de stadjes vrij dicht bij elkaar liggen kun je beter de auto aan de kant laten, op de Vespa ervaar je het landschap, en zijn geuren, zoveel intenser.

’s Anderendaags rijd ik naar Morro d’Alba, het schoolvoorbeeld van een kasteeldorp : geheel omgeven door stevige, hoge muren, waarboven een overdekte gang loopt, het hele dorp rond. De ramen kijken uit over de Apennijnen en de heuvels in de buurt. Het dorp is meer dan duizend jaar oud, maar de plek zelf werd al bewoond in de Romeinse tijd.

Beneden in het dorp loop ik langs bij Stefano Mancinelli, die hier naam en faam verworven heeft met zijn wijnen. Op de binnenplaats van zijn huis overheerst de typische, doordringende geur van droesem. Binnen, op het schap tegenover zijn bureau staat zijn hele wijnassortiment. Dertien soorten, van de witte Verdicchio tot zijn rode Lacrima di Morro. Daarnaast ook enkele soorten grappa, sommige warm van kleur door het rijpen in eikenhouten vaten.

Niet alleen de wijnbouw, maar ook de lokale gastronomie staat op een hoog peil. In de kunststad Senigallia, waar in het oude centrum een ruime keuze is aan moderne bars en enotheken, voeren liefst twee restaurants twee Michelinsterren. En in elk dorp is er wel een plek waar men buitengewoon lekker eet – een beetje zoals dat vroeger in Frankrijk was, waar men op een départementale achter anonieme muren een uitstekend keuken vond. De slowfood heeft in de Marken een stevige voet aan de grond gekregen en de plaatselijke boeren doen al het mogelijke om haast vergeten gewassen te blijven telen. Daarin worden ze aangemoedigd door de interregionale school voor slowfood, die zich in Jesi gevestigd heeft.

In Cartoceto bloeit in alle discretie een ander voorbeeld van levenskunst en van gastronomische verfijning. Al sinds de veertiende eeuw worden er olijven geplukt en geperst en Vittorio Beltrami heeft van de teelt een erezaak gemaakt. Het persen gebeurt op traditionele wijze in het vijftiende-eeuwse Palazzo Rusticucci . Maar Beltrami is meer dan een gereputeerde olijfboer, in het dorp runt hij ook een unieke delicatessenzaak. Zeldzame kazen, wijnen, plukverse paddenstoelen en exclusieve desserts liggen er te wachten op fijnproevers.

Ik had al langer uitgekeken naar Urbino en de stad als hoogtepunt voor het einde van mijn reis voorbehouden, maar halverwege werd ik geconfronteerd met de onverwachte schoonheid en verfijning van Jesi. Nooit eerder had ik van de stad gehoord, maar een korte rit door het langgerekte historische centrum charmeerde me meteen. Het lot van de stad heeft lange tijd in de weegschaal gelegen, want zowel pausen als keizers betwistten mekaar de eigendom ervan. Uiteindelijk schoof Karel de Grote de hele regio in de achtste eeuw onder de koepel van de Pauselijke Staten. Daar bleef Le Marche tot de Italiaanse eenmaking in de negentiende eeuw dat rijk reduceerde tot het Vaticaan. Jesi heeft intieme pleintjes en indrukwekkende palazzi, en vooral een allerschattigste opera, het Teatro Pergolesi dat op het einde van de achttiende eeuw werd opgetrokken en genoemd werd naar de componist en beroemdste inwoner van de stad.

Maar Jesi is geen uitzondering. Na elk dal duikt wel een ander juweeltje op, een kleine ingetogen stad op een heuveltop, met een kerk die kunstschatten herbergt. Het is moeilijk kiezen tussen de kleine kunststeden van de Marken. Er is het bedevaartsoord Loreto of de roem van Macerata met zijn ovaalvormige Sferisterio, een soortement sportstadion uit het begin van de negentiende eeuw, dat tegenwoordig gebruikt wordt als podium voor het zomerse operaseizoen.

Maar de tijd dringt en ik wil me niet laten afleiden van mijn geplande parcours en het hoogtepunt van mijn omzwerving : het ommuurde stadje dat uit het platteland oprijst en in de renaissance de grote kunststeden naar de kroon stak. Urbino is in vele opzichten een verademing. Wie uit de verstilde dorpen komt, met hun ouderen die langs de gevels schuifelen, vindt in Urbino een bijzonder levendige sfeer. Daar zorgen onder meer de achtduizend studenten voor. Het stadje is door kenners alom geroemd, maar wie er niet geweest is, kan zich nauwelijks voorstellen dat de stad, die slechts zestienduizend inwoners telt, een schat aan kunst herbergt die menig Toscaanse kunststad kan laten blozen. Ik ben naar Urbino gekomen zoals anderen naar een bedevaartsoord gaan – om één enkele relikwie te zien. Een portret van een jonge vrouw, inmiddels vijfhonderd jaar geleden geborsteld.

Omdat de auto buiten de stad moet worden gestald, moet ik te voet naar mijn afspraak en dat is een bijzonder steile ervaring. Het is klimmen geblazen om via de Via Aurelio Saffi de Piazza Rinascimento te bereiken. Daar wordt de bezoeker getroffen door de verblindende schoonheid van het hertogelijk paleis en de naburige kathedraal. De strakke lijnen steken schril af tegen het vrolijke gewemel van de langs-lopende studenten, van wie sommigen, getooid met de lauwerkrans van de pas afgestudeerden, door een schare bewonderaars worden achtervolgd. Anderen hebben zich in stilte teruggetrokken op de zeventien zeer brede trappen van de kathedraal, met de neus in de boeken. Op het terras voor de kathedraal bestel ik een tagliatelleall’Urbinate ( converduremiste, salsiccia, pomodorini) en kijk naar het vrolijke getater, alvorens de wandeling naar mijn eigenlijke doel aan te vatten.

In een vleugel van het palazzo ducale ontdek ik haar, na enig zoeken. Tegen een sobere muur blikt vanuit een zwaar geornamenteerde lijst van amper 64 bij 48 centimeter een gentildonna naar de voorbijgangers. Eeuwen geleden al heeft de geportretteerde vrouw de bijnaam La Muta gekregen, de stomme, maar zoals we al hadden vermoed, heeft dat geenszins met enig lichamelijk gebrek te maken, zoals een suppoost weet uit te leggen. De blik van de jonge vrouw houdt niet alleen die van de kijker vast, er huist ook een soort afwezigheid in, of een kennis die niet tot uiting kan worden gebracht. De jonge Rafaël, voluit Raffaello Sanzio, die in 1483 in Urbino werd geboren, was hooguit 22 toen hij in Firenze het doek borstelde, maar zelden is een gezicht zo indringend in de verf is gezet. Niet ten onrechte is door de kenners de invloed van zijn leermeester, Leonardo da Vinci, onderstreept.

Als ik ’s avonds in het hotel in Serra de Conti terugkeer en nog een laatste wandeling door het stadje maak, overvalt me een gevoel van vredige voldoening. Het is een troost dat in een land met de schreeuwerigste televisieprogramma’s, gepresenteerd door brutale bekken en half ontklede vrouwen, zoveel uitzonderlijke kunstschatten rusten. De liefhebber van Toscane, dat zich altijd het centrum van de renaissancewereld heeft gewaand, moet het weten : aan de andere kant van de Apennijnen wacht in een miskende regio nog zoveel moois.

Door Pierre Darge – Foto’s PPI

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content