De Zafónmania lokt duizenden toeristen naar Barcelona. Maar een vurige patriot kun je Carlos Ruiz Zafón, de populairste Spaanse schrijver sinds Cervantes, auteur van megasellers ‘De schaduw van de wind’ en ‘Het spel van de engel’, nauwelijks noemen.

Amsterdam, 27 mei 2009. Of hij die avond naar de finale van de Champions League tussen FC Barcelona en Manchester United zal kijken, vraag ik Carlos Ruiz Zafón. De beminnelijke, ietwat beerachtige, kalende veertiger met het baardje kan een rilling van afgrijzen nauwelijks onderdrukken. “Voetbal ? Dat het beste team moge winnen, maar van nature ben ik niet zo’n vlaggenzwaaier. Elk stammenbesef is mij vreemd : ik laat mij niet definiëren door de plek waar ik toevallig geboren ben.”

Toeval of niet, Zafóns wieg stond in Barcelona, de schrijver en zijn oudere broer groeiden als het ware op in de schaduw van Gaudi’s verbluffende sprookjeskathedraal La Sagrada Familia. “Die torens en rare waterspuwers waren het eerste en laatste wat ik elke dag zag”, legt hij uit. Als het waar is dat onze omgeving bepaalt wie we zijn, dan verklaart dat veel. Naar eigen zeggen was Zafón een eenzaam, onbegrepen kind, de irritante nerd van de klas. Maar wat hij ook aanpakte, het werd een succes. Als tienjarige richtte hij op school met een paar klasgenoten een uitgeverij op waarvoor hij bloederige griezelverhalen van zeven bladzijden schreef. Ze verkochten als zoete broodjes tot het schoolhoofd het lucratieve handeltje opdoekte. Later verdiende hij goed de kost in de reclamewereld en schreef hij succesvolle jeugdboeken.

Zijn grote doorbraak wereldwijd kwam er in 2005 met De schaduw van de wind, een meeslepende gothic novel met vele plots en subplots, gesitueerd in het grauwe Barcelona van het Francoregime. Wereldwijd gingen er meer dan 11 miljoen van over de toonbank. Intussen staat ook het vervolg, of beter de prequel al een paar weken op nummer één in de fictie top tien. In Het spel van de engel aanvaardt de ambitieuze schrijver David Martin, hopeloos verliefd op de mooie Christina, het aanbod van een sinistere vreemdeling om voor veel geld het Boek der Boeken te schrijven. Wat volgt zijn meer dan vijfhonderd bladzijden die de lezer meezuigen in een draaikolk van grote verwachtingen, onmogelijke liefde, hoop en teleurstelling, wroeging en smart. En gelukkig ook ironische humor, vooral in de figuur van Isabella, de jonge schrijfster die bij Martin in de leer komt, maar eigenlijk een soort moeder-figuur voor hem wordt. Ook dit keer speelt alles zich af in een donker, mysterieus Barcelona, maar dan in de jaren twintig. Een en ander heeft voor gevolg dat in Barcelona deze zomer hordes toeristen achter een gids door de barrio gótico aanlopen, in het spoor van de engel als het ware.

Het Barcelona in uw boeken is triest, nevelig en duister, totaal verschillend van de zonnige, bruisende, trendy stad die ik ken.

Carlos Ruiz Zafón : Het trendy Barcelona met zijn boetieks, restaurants en bars verschilt niet zoveel van andere Europese steden. Of je nu in Parijs bent, in Berlijn of Firenze, overal heb je Pizza Hut en Benetton, hele stadsdelen zijn in feite verwisselbaar. Maar dat is een oppervlakkig vernis-laagje, het heeft niets te maken met de essentie, de ziel van de stad. Ik heb een heel dubbelzinnige verhouding met Barcelona : ik ben er geboren en getogen, ben in hoge mate een product van die stad. Maar zelfs als kind voelde ik me er niet thuis. Mijn ouders groeiden op tijdens de Spaanse Burgeroorlog, ze wentelden zich in een soort mistroostigheid, koesterden geen enkele andere ambitie dan te overleven. Ik was gek op boeken, op jazz, op Amerikaanse films, maar niemand begreep mij. Tegenwoordig pendel ik tussen Los Angeles en Barcelona, waar ik nog steeds een woonst heb. Maar omdat ik er nooit gelukkig was, zal die stad voor mij altijd een donkere ziel hebben.

In uw boeken is Barcelona als een personage.

Dat klopt. Voor mij is een stad als een levend organisme, zo visualiseer ik ze ook. Vraag me niet waarom, maar Madrid is voor mij altijd een man geweest. Barcelona daarentegen is een ijdele, wispelturige vrouw. Ze speelt graag spelletjes, verkleedt zich graag. Zullen we een gothic toneelstuk opvoeren ? Ik amuseer mij door die vrouw verschillende kostuums aan te trekken en een pruik op te zetten. Niet met de bedoeling een realistisch beeld van de stad in een bepaalde periode te geven. Anderzijds neem ik ook geen loopje met de geschiedenis of met de fysieke realiteit. Ik gebruik wat er is : straten, gebouwen, winkels, een kabelbaan, een station en ik maak er zeer gestileerde foto’s van. Alleen het Kerkhof van de Vergeten Boeken is pure fantasie.

En dan zijn de fans teleurgesteld als ze het niet vinden.

Elk jaar zijn er in Barcelona de Festes de la Merce, een driedaags festival met kunst, theater en muziek. Een paar jaar geleden vroeg de burgemeester mij om het festival te openen en in zijn speech bedankte hij mij omdat De schaduw van de wind zo’n goede zaak bleek voor het toerisme. Alleen jammer dat zoveel mensen teleurgesteld waren omdat het Kerkhof van de Vergeten Boeken niet bestond. “Misschien moeten we er één bouwen”, opperde hij voor de grap. De volgende morgen stond het in de krant : het komt er, het Kerkhof van de Vergeten Boeken. Pas op, er is een concreet voorstel geweest, van een producer van musicals. Zoiets als Pirates of the Caribbean, de kermisattractie. Over mijn lijk : laat die plek toch bestaan in de verbeelding van de lezers, het is een visuele metafoor en dat moet het blijven. Maar het is fun om zo’n mythologie rond een plek te bedenken, temeer omdat zoveel mensen uit de meest uiteenlopende culturen zich erdoor aangesproken voelen. Blijkbaar zien ze het als een soort heiligdom van alles wat ons ontstolen wordt aan identiteit en herinneringen.

In de afgelopen tien jaar evolueerde Barcelona van een Spaanse tot een Catalaanse stad. Hoe staat u daar tegenover ?

Daar hebben altijd veel conflicten over bestaan, dat ligt in de natuur van het land. Spanje is een land samengesteld uit koninkrijken ouder dan de natie zelf. Daardoor ontstonden breuken en wrijvingen en aan beide kanten zijn er mensen die deze wrijvingen exploiteren, ook al omdat er economische belangen mee gemoeid zijn. Historisch gezien is Catalonië een tweetalig gebied. Dat is geen kwestie van fair of onfair, dat is gewoon zo. Een heleboel mensen spreken de twee talen, anderen verkiezen één taal boven de andere, nog andere mensen weigeren categoriek om de tweede taal te spreken. Maar ik vind dat die conflicten buiten proportie opgeblazen worden door een hoopje radicalen dat te veel geld krijgt en politiek gemanipuleerd wordt. Het doet de regio geen goed. Ik ben een Catalaan, maar zoals de meesten van mijn leeftijdgenoten heb ik school gelopen in het Castiliaans. En omdat ik van oordeel ben dat je fictie het best schrijft in de taal waarin je hebt leren lezen en schrijven, schrijf ik mijn boeken in het Castiliaans. Maar ik kan ook Catalaans spreken en schrijven. Ik wou trouwens dat ik alle talen ter wereld sprak. Talen zijn voor mij communicatiemiddelen, ik ken ze geen emotionele waarde toe, de ene is niet beter dan de andere. Volgens mij is nationalisme vaak een uitlaatklep voor allerlei frustraties van mensen die op persoonlijk vlak hun ambities niet konden waarmaken. Anderzijds heb ik lange pe- rioden van mijn leven in het buitenland gewoond en als mensen mij dan associeerden met flamenco en stierengevechten, dan had ik daar geen boodschap aan. Dat is net zo onnozel als een New Yorker associëren met cowboys. Nu, het Francoregime heeft lang genoeg gewerkt aan dat folkloristische siësta-sangria-flamenco-corrida-imago van Spanje, het zal nog wel een hele poos blijven hangen, ook al is het moderne Spanje gewoon een land in West-Europa en politiek en sociaal behoorlijk progressief. Die snelle evolutie was ook hard nodig, veertig jaar lang was het land zo goed als verlamd.

U was waarschijnlijk te jong om de dood van Franco als een bevrijding te ervaren.

Ik was elf toen Franco stierf en wat ik mij vooral herinner was de angst van mijn ouders voor een uitbarsting van geweld, voor een coup. Nu, die is er later ook geweest, maar hij mislukte. Voor de rest… Ik werd geboren onder de dictatuur, ik kon met niets anders vergelijken. En ja, het was een regime van middelmatigheid en corruptie, en er was nog altijd repressie en censuur, maar de laatste tien, vijftien jaar was het zeker niet meer het fascistische terreurregime van de vroege jaren veertig. De eerste jaren na de Spaanse Burgeroorlog waren het ergst. Toen zijn er meer slachtoffers gevallen dan tijdens de Burgeroorlog zelf, de generatie van mijn ouders is daar zwaar door getraumatiseerd. Maar toen de pragmaticus Franco doorkreeg dat de fascisten de Tweede Wereldoorlog zouden verliezen, moffelde hij de foto’s van hemzelf met Hitler weg en deed hij er alles aan om vriendjes te worden met de Amerikanen. De explosie na Franco’s dood was dan ook eerder ideologisch : een heleboel mensen kwamen op straat en wow, hoe heroïsch waren ze ineens, de tegenstanders van het regime, maar de dictator was toch maar mooi in z’n bed gestorven. Er was ook een hoop hypocrisie : veel beleidsmensen die prat gingen op hun progressieve ideeën bleken op hun manier even corrupt, sektarisch en dogmatisch te zijn als hun voorgangers. Ik weet nog dat ik als jonge snaak dacht : de rest van de wereld kan onmogelijk zo grijs en middelmatig zijn als Spanje. Als ik in Barcelona om me heen keek : al die prachtige art-nouveaugebouwen waar de toeristen zich nu aan vergapen, stonden er totaal verwaarloosd bij, niemand besteedde er ook maar enige aandacht aan. Nog een geluk dat er zelfs geen geld was om ze af te breken, anders was dat zeker gebeurd. Het Palau de Musica, nu alom bewonderd, gold als een aanfluiting van de goede smaak. Alles wat ik in Spanje bewonderenswaardig vond, was oud. Voor de rest was er niets waarmee ik me verbonden voelde. Heel vroeg al keek ik over de grenzen heen : muziek, literatuur en film, alles wat mij interesseerde kwam van elders. Ik wist dat ik ‘m moest smeren, zo vlug mogelijk.

‘Het spel van de engel’ gaat over een schrijver met grote verwachtingen. Uw eigen succes moet toch alle verwachtingen overstijgen.

Het allerbelangrijkste was het verschijnen van mijn eerste boek in 1992. Het klinkt waarschijnlijk onnozel, maar mijn naam op de cover van een boek zien, iets gepubliceerd krijgen dat door het publiek geaccepteerd werd, betekende veel meer voor mij dan alle latere en veel grotere successen. Wat het succes mij gebracht heeft, is een zekere gemoedsrust. Nu ik kan doen wat ik het liefst van al doe, er goed kan van leven zelfs, ben ik in vrede met mezelf en de wereld. Dit gezegd zijnde… Een euforische persoonlijkheid zou ik mezelf niet noemen, ik denk dat ik van nature nogal een coole perceptie heb van succes en mislukking. Ik ben nog altijd dezelfde mens, met dezelfde ambities en betrachtingen, maar wat veranderd is, is hoe anderen mij bekijken of denken dat ze mij moeten bekijken. In de literaire wereld is succes zoiets als een samenzwering van het kwaad. Als maar genoeg mensen je boeken graag lezen, dan kúnnen ze volgens bepaalde literaire critici niet goed zijn. Nu ja, het hoort bij het spel, bij de komedie van het leven, ik trek mij daar zo weinig mogelijk van aan.

Volgens David Martin in ‘Het spel van de engel’ leeft een schrijver voortdurend in staat van oorlog. Ervaart u dat ook zo ?

Schrijven is voor mij een oorlog tegen mijn eigen beperkingen. Het creatieve proces staat los van succes, populariteit of publiek imago ; van het belangrijkste onderdeel van het leven van een schrijver hebben de lezers geen weet. Als schrijver sta je er alleen voor : daar zit je dan, voor een leeg blad of een leeg beeldscherm, begin er maar aan. Je weet wat je wil bereiken, waar je naartoe wil, maar hoe geraak je verdomme van a naar b ? Je kunt overhoopliggen met de wereld, met critici die je een idioot vinden, maar dat is niets vergeleken met de worsteling met jezelf. Het is een kwestie van hardware en software : de software kun je verfijnen, door ervaring en metier, maar de hardware is er of is er niet. En als het eindresultaat niet beter is dan het is, dan komt dat omdat je niet beter kúnt. Ik wroet en ik wroet, maar voor mezelf is het nooit goed genoeg.

Isabella verwijt David dat hij beter deugt als schrijver dan als mens. Hopelijk is dat niet hoe u over uzelf denkt.

We hebben allemaal het kwaad in ons, het potentieel om anderen schade te berokkenen. Waar het op aankomt, is het beest in ons te onderdrukken, het meer ge-evolueerde deel van onze hersenen te doen zegevieren op ons reptielenbrein. Maar egoïsme, hebzucht en zelfbegoocheling zijn intrinsiek menselijke eigenschappen. Meer nog, bij nogal wat kunstenaars is de narcistische kant bijzonder goed ontwikkeld ; de behoefte aan aandacht, erkenning en roem maakt hen tot vreselijke creaturen. En toch… Op mijn negentiende werkte ik in de reclame en kreeg ik de kans om in Londen met een zeer bekende fotograaf aan een commercial te werken. De man was een genie en bovendien een stuk nederiger, aardiger en normaler dan een hoop pompeuze figuren van het tweede garnituur waarmee ik eerder had samengewerkt. In de jaren die volgden leerde ik specimen van beide soorten kennen : belangrijke mensen en mensen die zichzelf belangrijk vonden en dat bevestigde mijn theorie : mensen die er echt toe doen, zijn zelden klootzakken. Pas op, anderen beweren misschien van wel, maar vaak is dat een reactie van middelmatige mensen die hun onvrede met zichzelf in de vorm van afgunst op anderen projecteren. En wat mezelf betreft : ik doe mijn best om een fatsoenlijk mens te zijn, om anderen te behandelen zoals ik zelf graag behandeld word. De ene dag lukt dat al wat aardiger dan de andere.

– ‘De schaduw van de wind’ en ‘Het spel van de engel’, Uitgeverij Signatuur, ca. 550 p., 25 euro. Bij dezelfde uitgeverij verscheen ook de literaire reisgids ‘Wandelingen door Barcelona’, met medewerking van Zafón. 9,95 euro.

– In Barcelona worden literaire Zafónwandelingen georganiseerd. Zie ook de highlights p. 42. Info : www.iconoserveis.com

Knack Weekend geeft 20 door de auteur gesigneerde exemplaren weg van ‘Het spel van de engel’.

Waag uw kans en surf naar www.weekend.be

Door Linda Asselbergs

“Omdat ik in Barcelona nooit gelukkig was, zal de stad voor mij altijd een donkere ziel hebben.”

“Volgens mij is nationalisme vaak een uitlaatklep voor allerlei frustraties van mensen die op persoonlijk vlak hun ambities niet konden waarmaken.”

“Als jonge snaak dacht ik : de rest van de wereld kan onmogelijk zo grijs en middelmatig zijn als Spanje.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content