‘Net omdat ik er niet goed in ben, vind ik ruzie eindeloos fascinerend’

Nathalie Le Blanc staat stil bij de frappante feiten die ze al lezend opmerkte. Deze week viel ze op het boek ‘Ruzie’ van Enno De Wit dat stelt dat conflicten absoluut noodzakelijk zijn.

Ik ben niet goed in ruziemaken. Dat is uiteraard de schuld van mijn ouders. Zij hebben me niet van broers en zussen voorzien en dus heb ik niet geleerd dat je tegen iemand kunt schreeuwen zonder dat die daarom prompt uit je leven verdwijnt. Maar net omdat ik het niet goed kan, vind ik ruzie eindeloos fascinerend. Ik smul van verhalen over de Duitse broers Dassler, die samen een schoenbedrijfje begonnen in het washok van hun ouders, maar tijdens WO II ongelofelijke ruzie kregen, waarna Adi in 1949 Adidas oprichtte en zijn broer Rudolf even later Puma begon. Of neem de broers Albrecht, die de van hun mama geĆ«rfde keten discountwinkels in Aldi Nord en Aldi SĆ¼d moesten verdelen na een ruzie over de vraag of ze al dan niet tabak zouden verkopen. Daarom ook dat ik met plezier blijf hangen bij Question Time, het BBC-debatprogramma waar relatief beschaafd maar toch zeer scherp wordt gepingpongd over besparingen, branden, Boris’ kemels en de Brexit.

Net omdat ik er niet goed in ben, vind ik ruzie eindeloos fascinerend

Prima, zou je denken, een stevig debat leidt tot oplossingen. Meer nog, stelt Enno De Witt in zijn pas verschenen boek Ruzie, conflicten zijn absoluut noodzakelijk. Hij schetst een originele geschiedenis van Nederland, aan de hand van eindeloze ruzies, over haarlengte en overspel, dode duiven en godsdienst. Het feit dat de Nederlanders zo’n twistziek volk zijn heeft het tot een van de gaafste landen ter wereld gemaakt, stelt hij. ‘Juist doordat we zo veel ruziemaken en gedwongen waren om het ook weer goed te maken (…) zijn we geĆ«volueerd naar een steeds grotere complexiteit van strijd en verzoening, en hebben we een samenleving georganiseerd die ons grote welvaart, voorspoed en vrede heeft gebracht.’ Ruzie als teken van civilisatie, dus.

De Witts boek focust zich op Nederland, maar uit mijn geschiedenislessen herinner ik me ook bij ons veel kwesties en strijden. Over scholen en stemrecht, koningen en kolonies, en vooral ook over taal. Belgiƫ is al vanaf dag ƩƩn intens verdeeld. Franstaligen tegen Vlamingen, gelovigen tegen vrijzinnigen, arm tegen rijk, we kwamen nooit echt goed overeen, maar zijn er desondanks vrij goed in geslaagd om elkaar niet massaal op te blazen, neer te schieten of op een andere manier van het leven te beroven. Ook al heb ik als student gevloekt bij examenvragen over alarmbelprocedures en de versterkte gekwalificeerde meerderheid, mijn gezond verstand doet me vermoeden dat net die verdeeldheid ons tot excellente en relatief beschaafde ruziemakers gemaakt heeft. Het compromis als levensstijl, quoi.

Terug naar de Brexit, waar de Britten ook anderhalf jaar na het referendum nog altijd slaande ruzie over hebben. Wat wil je, als amper 51,9% van de deelnemers voor stemt en dan nog volgens duidelijke breuklijnen. Jong tegen oud, Schots en Noord-Iers tegen Welsch en Engels, stad tegen platteland. Na De Witts boek ben ik ervan overtuigd dat dat bij ons niet zou kunnen. Wij weten dankzij onze geschiedenis beter, en zouden voor zo’n belangrijke beslissing een complexe regeling bedenken. Wil je een Belxit, dan heb je niet alleen een tweederdemeerderheid nodig, maar ook nog eens gewone meerderheden in alle deelstaten. Iedereen geĆ«rgerd, uiteraard, maar misschien zou het eindeloos gebakkelei achteraf voorkomen. Dus de volgende keer dat iemand vraagt waar ik als Belg trots op ben – de chocolade of het bier – kies ik misschien toch voor ons talent voor ruziemaken-op-hoog-niveau.

Ruzie. Van een lijk naast een kachel tot rijdende rechters, uitgeverij Atheneum – Polak & Van Gennep, 2018.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content