‘Ik vraag mij wat het is dat mensen aanzet tot joelen’

‘Ik hoor dat wel vaker, mensen die joelen’, peinst columnist Jan Mulders. ‘Soms denk ik zelfs dat ik het significant vaker hoor dan vroeger.’

Het is zo’n ochtend waarop je je niet kunt voorstellen dat er zoiets bestaat als buikvet, venerische ziekten of incontinente ballistische raketten – met dank aan de autocorrector. In de straten hangt het soort poederachtig licht dat je naar buiten lokt en vreugde brengt in de harten. Het soort licht dat de grootste cynicus in de verlokking brengt zich tegen spreuken van de Bond Zonder Naam aan te schurken en een hiep-hiep-hoera-mens te worden.

Ik vraag mij wat het is dat mensen aanzet tot joelen

Aan sommige huizen glanzen koperen naamborden. Jonge vrouwen lopen in topjes die hun navel onthullen, hoewel het pas kwart voor tien is. Tegen de bleekblauwe lucht staat een schriele maansikkel. Dat blijft vreemd, in de ochtend. De maan is een verschijnsel dat kinderen met de nacht vereenzelvigen, zoals de dood vereenzelvigd wordt met ouderdom. Pas later kom je erachter dat de maan ook overdag haar gang gaat, volgens nauwkeurig beschreven wetten, en dat jonge mensen kunnen sterven op een wijze die minder voorspelbaar is.

Een vrouw graaft met een lange lepel in een beker waarin ik yoghurt ontwaar, aardbeien en het eigenaardige spul dat granola genoemd wordt. Iemand zegt iets over kleurrijke Marokkaanse kommetjes in de Action. Een kind glimlacht naar mij van op de fiets van zijn papa. Het draagt een valhelm die lijkt op een doormidden gesneden watermeloen. Dat vind ik goed gevonden. Op een ochtend als deze is het bijna ontroerend dat mensen valhelmen ontwerpen die eruitzien als halve watermeloenen. Het is ontroerend dat andere mensen die valhelmen dan in de winkel zien liggen en ze kopen, ermee naar hun geliefde trekken en zegden: “Kijk wat ik gevonden heb, een valhelm die precies een halve watermeloen is!” En dat die geliefde dan lacht en de koper van die valhelm zoent, omdat hij iemand is die valhelmen koopt die lijken op halve watermeloenen.

Een verkoopster rolt een witte olifant naar buiten. Een voorbijgangster maakt zich vrolijk over haar hond die nieuwsgierig aan de slurf van de olifant snuffelt. De winkels openen hun deuren. In de straten verschijnen jongeren met koptelefoons, met petjes waarvan de klep hun nekken bedekt. Er zitten glorieuze scheuren in broeken.

Later kom je erachter dat de maan ook overdag haar gang gaat en dat jonge mensen kunnen sterven op een wijze die minder voorspelbaar is

Iemand joelt in de verte. Ik hoor dat wel vaker, mensen die joelen, soms denk ik zelfs dat ik het significant vaker hoor dan vroeger. Soms hoor ik het in de nacht, soms hoor ik het overdag dwars doorheen muren. Ik vraag mij dan af wat voor groot en geheimzinnig plezier het is dat die mensen tot joelen aanzet. Zelf joel ik zelden. Ik ben niet het joelende type.

Op de terugweg kom ik voorbij het stadhuis, waar pasgetrouwde stellen gefotografeerd worden in hun geluk dat niet stuk kan. Strakke pakken, geruis van kraakheldere bruidsjurken. Ik bewonder de manier waarop trouwers het lot tarten. Zij heffen het glas; de zon maakt van de champagne een lijzig parelend universum. De zon, altijd de zon, dezelfde die de wereld al verlichtte in 1534. Al die generaties, al die vergeten dromen en hartstochten.

Ik zet mijn zonnebril op en denk aan dat liedje, waarin een vent zijn zonnebril opzet omdat hij de toekomst te oogverblindend vindt.

Later kom je erachter dat de maan ook overdag haar gang gaat en dat jonge mensen kunnen sterven op een wijze die minder voorspelbaar is

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content