Awel ja: Hoe simpele klusjes een wereld van verschil opleveren voor iemand met een beperking

© .
Eva Kestemont
Eva Kestemont Journalist Weekend.be

Even naar de winkel gaan. De hond uitlaten. Een telefoontje doen. Het zijn maar enkele voorbeelden van zaken die heel evident lijken, maar dat niet zijn voor iemand met een beperking. Daarom is er Awel Ja, een positieve campagne die zelfstandig wonen met een handicap in de kijker zet. Weekend.be ging alvast in op de oproep van Lizy.

‘Awel ja’, dat is niet alleen de naam van een campagne van Onafhankelijk Leven vzw, maar ook het antwoord waarop verschillende mensen vurig hopen wanneer je hun vragen leest. Het concept is simpel: enkele leden van de vzw laten via de website van de campagne weten waar iemand hen een plezier mee zou kunnen doen en wie zich geroepen voelt om te helpen, roept het virtueel uit met een ferme muisklik: ‘Awel ja!’.

‘Toen ze op mijn middelbare school zeiden dat ik in een voorziening zou moeten gaan wonen, zei ik: ‘Jullie zijn niet goed zeker? Dat doe ik niet!’. Dus dat heb ik dan ook niet gedaan he.’

Opvallend is hoe banaal de zaken zijn waarvoor deze mensen hulp vragen. Even doorklikken op de website levert ons een keuze op tussen wandelen met de hond, helpen met het huiswerk, stofzuigen, naar de supermarkt gaan, mee naar school fietsen en nog enkele andere op het eerste zicht simpele zaken. Toch is dat beetje hulp bij deze dingen voor de vragers een wereld van verschil. Een van de mensen die via de campagne om hulp vraagt, is de 36-jarige Lizy, die er ondanks de spasmen in haar vier ledematen al jaren in slaagt om zelfstandig te wonen.

Als ik haar vertel hoe opmerkelijk ik het vind dat zij net alle dingen wil doen die ik zo lang mogelijk uitstel, antwoordt ze met een luide lach. ‘Maar het moet wel gebeuren he!’. En dan wat stiller: ‘En zonder hulp kan ik het niet. Dus ja. En anders zou het hier nogal schoon liggen, peins ik.’ Afsluiten met een kwinkslag, zo leren we Lizy meteen ten voeten uit kennen.

Zelfstandigheid

Het was dan wel algauw duidelijk dat Lizy, die al sinds haar geboorte spastisch is in armen en benen, niet in een instelling zou wonen, maar toch was de keuze niet evident. Toen ze als dertienjarige naar een voorziene middelbare school met internaat ging, kon ze naar eigen zeggen niets. ‘Ik was een grote baby van dertien jaar oud. Het is daar dat ik heb geleerd mijzelf te wassen en aan te kleden. Dat heeft me bloed, zweet en tranen gekost, maar daardoor zit ik nu wel hier. Ik zal dus ook nooit zeggen dat een voorziening slecht is, want ik heb er veel geleerd, maar ik zat daar niet graag.’

‘Mijn opvoeding was heel inclusief. Vanaf mijn vijfde ging ik wel naar een voorziene school, maar in de weekends ging ik ook naar de scouts, in de vakanties ging ik mee op vakanties en CM-kampen,… Toen mijn broer later oud genoeg werd om op café te gaan, ging ik gewoon met hem mee en kreeg ik ook gewoon bier over mij heen gekieperd. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik anders was dan de anderen. Tot ze op mijn middelbare school zeiden dat ik in een voorziening zou moeten gaan wonen. Toen zei ik: ‘Jullie zijn niet goed zeker? Dat doe ik niet!’. Dus dat heb ik dan ook niet gedaan he.’

‘Ook al heb je een handicap, je moet je nooit wegsteken. Als ik op straat kom en ik heb een kleedje aan, zie ik soms mensen kijken: ‘Amai, die doet dat!’. Maar zij doen dat toch ook?’

Ze zegt het alsof het vanzelfsprekend is, maar behalve haar wilskracht had Lizy ook nog tijd nodig om exact datgene te vinden dat ze wou. Veel tijd. Op haar vijftiende begon ze te zoeken naar andere mogelijkheden, maar ze vond geen instelling die aan haar wensen voldeed. Toen ze negentien was, hoorde Lizy voor het eerst wat een Persoonlijk Assistentiebudget (PAB, waarmee persoonlijke assistenten vergoed kunnen worden, red.) was. Niet veel later vroeg ze dat aan, tweeënhalf jaar later kreeg ze het ook. En dan kon haar zoektocht eigenlijk pas echt beginnen, want de woningen op maat van personen met een beperking zijn niet breed gezaaid. Nog eens drie jaar later vond ze haar stekje, waar ze nu al een decennium woont.

Het is een zelfstandigheid waar iemand met haar fysieke situatie twintig jaar geleden niet van had kunnen dromen, maar wel een zelfstandigheid die leunt op de hulp van anderen. ‘Ik heb een verpleegster, mensen van het OCMW en assistenten die mij helpen’, zegt Lizy. ‘Anders zou dit niet lukken. Dan zou ik gewoon in een voorziening zitten en mij steendood vervelen. Hier niet. Dit hier is van mij en ik mag hier doen wat ik wil.’

Awel ja: Hoe simpele klusjes een wereld van verschil opleveren voor iemand met een beperking
© .

Vandaag ben ik ook zo iemand die Lizy een handje helpt. Blijkt dat haar ogen, net als de mijne, helemaal oplichten als het gaat over lekker eten en koken. Het liefst volgens recepten van Jeroen Meus. Zijn recept voor pesto heeft ze al zo vaak gemaakt dat ze het van buiten kent: tachtig gram basilicum knip ik volgens haar aanwijzingen bij elkaar in haar tuintje, niet meer en niet minder.

Tomorrowland

Nadelen aan alleen wonen zijn er niet volgens Lizy, maar: ‘je moet het wel allemaal kunnen organiseren. Daar ben ik echt een krak ik geworden. Soms is al dat geregel wel vermoeiend, maar de keuze is rap gemaakt: het is dat of naar een voorziening gaan.’

En dat zou ze nooit willen, want daarvoor is ze veel te hard gesteld op haar vrijheid. Reisjes, concerten, Tomorrowland… Er is haar niets te veel. ‘Ik ben niet iemand die binnen blijft zitten. Ik vind dat ook belangrijk. Je moet je niet wegsteken. Ook al heb je een handicap, je moet je nooit wegsteken. Als ik op straat kom en ik heb een kleedje aan, zie ik soms mensen kijken: ‘Amai, die doet dat!’. Maar zij doen dat toch ook?’

‘Ik ben trots op hoe ik leef nu. Ik heb altijd gezegd dat ze wel zouden zien, dat ik mijn eigen boontjes wel zou doppen.’

Lizy laat haar appartement dus geregeld voor wat het is en trekt de wijde wereld in, altijd op trot. Maar sommige dagen zegt haar lichaam dat het genoeg geweest is. ‘Dan moet ik een hele dag zo weinig mogelijk doen om op mijn positieven te komen.’

Groene vingers

De blaadjes basilicum gaan in een potje waarin gemixt kan worden, samen met alle ingrediënten voor pesto. Ik ben heel even Lizy’s handen, maar niet haar mond: het is zij die proeft of er nog wat zout bij moet. Ja, dat moet nog. Maar proef toch eens hoeveel lekkerder dat is met verse, zelfgekweekte basilicum. ‘Ik heb echt groene vingers’, klinkt het.

De saus verdwijnt in drie eenpersoonspotjes in de diepvries, want Lizy is haast een vleesgeworden agenda, zo altijd bezig met de toekomst is ze. ‘Ik ben trots op hoe ik leef nu. Ik heb altijd gezegd dat ze wel zouden zien, dat ik mijn eigen boontjes wel zou doppen. Op mijn school vroeger zeiden ze dat ik dat niet zou kunnen. En nu doe ik het wel.’

Wanneer ik na de afwas even later buitenstap, voel ik me geen held die een goede daad heeft verricht. Het louterende effect dat ik soms voel als ik zie dat de bestendige opdrachten ten voordele van enkele goede doelen nog steeds lopen, blijft volledig achterwege. Ingaan op deze vraag om hulp was dan ook een van de meest vanzelfsprekende manieren om iets bij te dragen aan een inclusievere wereld die ik kan bedenken: ik ben gewoon op visite geweest bij een heel straffe madam, die ik hier en daar een handje heb geholpen. En dat is voor mij en andere helpers dan wel erg simpel, voor haar en haar vrijheid betekent het een wereld van verschil.

Iemand helpen hoeft niet moeilijk te zijn, dat bewijst de campagne Awel ja! Zelf ook even de handen uit de mouwen steken? Bekijk dan op de website waar in jouw buurt iemand hulp nodig heeft en regel een afspraak. Zo simpel is het!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content