Angela Missoni: ‘Meer dan ooit moeten ontwerpers zeggen waarvoor ze staan’

© BELGA IMAGES
Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

Angela Missoni (58) is het derde kind van Rosita en Ottavio Missoni, die hun modehuis in 1953 oprichtten. In 1997 volgde ze haar moeder op als creatief directeur. Ze woont in Brunello, vlak bij de productieateliers in Sumirago.

Het verleden omarmen betekent niet dat de toekomst vastligt. Ik heb veel respect voor traditie en de geschiedenis van Missoni. Mede door hun liefde voor kleur en grafische motieven creëerden mijn ouders een merk met een sterke identiteit, maar ze bleven altijd openstaan voor nieuwe ideeën. Dat maakte het de afgelopen twintig jaar makkelijker voor mij om mijn eigen stempel te drukken en vooruit te kijken.

De archieven van het bedrijf heb ik pas onlangs ontdekt, nadat ik over mijn twintigste verjaardag als creatief directeur begon na te denken. Voordien had ik daar geen behoefte aan. Ik ben opgegroeid met Missoni, mijn hoofd is een archief op zich. Over mijn eigen collecties heb ik echter weinig bijgeleerd. Ontwerpen of shows waar ik nu kritisch over ben, zaten me destijds ook al dwars (lacht). Hoogstens begrijp ik nu beter wat er toen fout zat, en doseer ik mijn ideeën beter. In de meeste gevallen wilde ik gewoon te veel in één keer zeggen – een typische ontwerpersfout.

Als tiener zei het familiebedrijf me niets. Ik hield van mode en had ook vage plannen om psychologie te gaan studeren, maar mijn echte prioriteiten waren op eigen benen staan, en kinderen. Dat moederinstinct zat er al in toen ik vijftien was: toen ik mijn moeder vertelde dat ik mijn eerste kind wilde hebben op mijn achttiende, was ze in alle staten. (lacht) Uiteindelijk was ik 23 toen Mar- gherita geboren werd, 25 toen Francesco volgde en 28 bij de geboorte van Theresa. Achter de schermen werkte ik op de salesafdeling en assisteerde ik mijn moeder, tot ik debuteerde als ontwerper met mijn eigen lijn. “Beschouw Missoni als een grote paraplu waaronder iedereen zijn draai kan vinden”, zei mijn vader. Daardoor is het nooit tot een breuk gekomen.

Er is geen school voor het ouderschap. Maar mijn eigen ouders gaven mij en mijn broers wel veel vrijheid. Ze begrepen dat we onze eigen keuzes moesten maken. Zo probeer ik het ook met mijn eigen kinderen aan te pakken: hen niet in de ene of andere richting duwen, maar ervoor zorgen dat ze hun eigen pad kunnen uitstippelen.

Perfectionisme is zowel een vloek als een zegen. Als ontwerper is het goed om oog te hebben voor details, maar daardoor ben ik zelden honderd procent tevreden. Na afloop van een defilé zie ik alleen wat beter kon. Dat is vermoeiend – zowel voor mijn omgeving als voor mezelf.

De evolutie van de modewereld verplicht me om in de spiegel te kijken. De globalisering en digitalisering, de impact van fast fashion en accessoirelijnen, de marketing en communicatie: alles verandert zo intens dat je algauw niet meer mee bent. Maar dat zelfonderzoek remt me niet af. Uiteindelijk haalt mijn bewijsdrang de overhand. Laat zien wat je kunt, denk ik dan.

Van mijn moeder erfde ik een vechtersmentaliteit. Die heb je in mijn functie nodig om het hoofd te bieden aan de commerciële afdelingen. Die zien alleen de verkoopcijfers van het vorige seizoen, en willen vaak meer van hetzelfde. Maar zo werkt het niet. De grootste fout die een ontwerper kan maken, is juist vasthouden aan beproefde formules, de boel níét opschudden. Ik begreep via mijn moeder dat je die strijd makkelijker voert wanneer je jong bent en nog vol energie zit, maar ik heb brede schouders. Ik hou mijn ogen en oren open, maar ik vergeet nooit wat mijn missie is, en ik loop niet weg van verantwoordelijkheid.

Modeontwerpers zijn geen activisten. Maar de collecties die ze ontwerpen weerspiegelen wel de tijdgeest, en net als andere publieke figuren hebben ze een stem. Zeker tijdens de modeweken, wanneer de ogen van de hele wereld op hen gericht zijn. Ik kon de golf van emotie rond de Women’s March begin dit jaar dus niet negeren, en op het defilé dat we eind februari organiseerden in Milaan gaven we de modellen en het publiek roze gebreide pussy hats. Niet zozeer om een vuist te maken tegen Donald Trump, maar om op te komen voor vrouwen- en mensenrechten. Angst voor negatieve reacties mag modeontwerpers niet tegenhouden om zich uit te spreken: meer dan ooit moeten we zeggen waarvoor we staan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content